NL/Prabhupada 0009 - De dief die een toegewijde werd

Revision as of 09:01, 2 April 2015 by Rishab (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0009 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1972 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on SB 1.2.12 -- Los Angeles, August 15, 1972

Kṛṣṇa zegt in de Bhagavad-gītā: (BG 7.25) nāhaṁ prakāśaḥ sarvasya yoga-māyā-samāvṛtaḥ "Ik ben niet voor iedereen zichtbaar. Yogamāyā, yogamāyā bedekt." Dus hoe kan je God zien? Maar deze oplichterij is gaande, "Kan je me God tonen? Heb je God gezien?" God is net een speeltje geworden. "Hier is God. Hij is een incarnatie van God." (BG 7.15) Na māṁ duṣkṛtino mūḍhāḥ prapadyante narādhamāḥ Ze zijn zondig, schurken, dwazen, laagste der mensen. Ze vragen op die manier: "Kan je me God tonen?" Welke kwaliteiten heb je bereikt, dat je God kan zien? Hier is de kwalificatie. Wat is dat? Tac chraddadhānā munayaḥ. Men moet eerst en vooral gelovig zijn. Gelovig. Śraddadhānāḥ. Hij moet eigenlijk heel gretig zijn om God te zien. Niet met een neiging, frivool ding, "Kan je me God tonen?" Een magie, alsof God een magie is. Nee. Hij moet heel serieus zijn: "Ja, als God er is... We hebben het gezien, we zijn geïnformeerd over God. Dus ik moet zien." Er is een verhaal in dit verband. Het is heel instructief; probeer te luisteren. Een professioneel voordrager las over de Bhāgavata, en hij omschreef dat Kṛṣṇa, heel gedecoreerd zijnde met allemaal juwelen, Hij werd gezonden om te zorgen voor de koeien in het bos. Dus er was een dief in die voordracht. Dus hij dacht dat "Waarom niet naar Vṛndāvana gaan en deze jongen plunderen? Hij is in het bos met zoveel waardevolle juwelen. Ik kan daar naartoe gaan en het kind vangen en alle juwelen nemen." Dat was zijn bedoeling. Dus, hij meende het "Ik moet die jongen vinden. Dat word ik overnacht een miljonair. Zo veel juwelen. Nee." Dus hij ging erheen, maar zijn kwalificatie was dat "Ik moet Kṛṣṇa zien, Ik moet Kṛṣṇa zien." Die ongerustheid, die gretigheid, maakte het mogelijk dat hij Kṛṣṇa zag in Vṛndāvana. Hij zag Kṛṣṇa op dezelfde wijze zoals omschreven aan hem door de Bhāgavata lezer. Dan zag hij, "Oh, oh, je bent zo'n leuke jongen, Kṛṣṇa." Dus hij begon te flatteren. Hij dacht dat "Flatteren, ik zal alle juwelen nemen." Dus toen hij zijn echte zaken voorstelde, "Dus mag ik wat van Je sieraden nemen? Je bent zo rijk." Nee, nee, nee. Je... Mijn moeder zal kwaad zijn. Ik kan niet..." Kṛṣṇa als een kind. Dus hij werd meer en meer gretig voor Kṛṣṇa. En dan. Door Kṛṣṇa's associatie, hij was al zuiver geworden. Dan, uiteindelijk, zei Kṛṣṇa, "Ok, je kan het nemen." Toen werd hij een toegewijde, onmiddellijk. Door Kṛṣṇa's associatie...

Dus op de één of de andere manier, we moeten in contact komen met Kṛṣṇa. Op de één of de andere manier. Dan zullen we gezuiverd worden.