NL/Prabhupada 0428 - Het speciale voorrecht van de mens is om te begrijpen "wat ik ben"



Lecture on BG 2.11 -- Edinburgh, July 16, 1972

Probeer gewoon te begrijpen hoe erg onwetend we zijn. We zijn allemaal in onwetendheid. Dit onderwijs is nodig omdat de mensen door deze onwetendheid met elkaar vechten. Een land vecht met een ander, een religieuze fanatiekeling vecht met een andere. Maar het is allemaal gebaseerd op onwetendheid. Ik ben niet dit lichaam.

Daarom zegt śāstra: yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke (SB 10.84.13). Ātma-buddhiḥ kuṇape; dit is een zak met botten en spieren, en het is gemaakt door drie dhātus. Dhātu betekent elementen. Volgens het ayurvedische systeem: kapha, pitta, vāyu. Materiële elementen. Dus daarom ben ik een spirituele ziel.

Ik ben een essentieel onderdeel van God. Ahaṁ brahmāsmi. Dit is het Vedische onderwijs. Probeer te begrijpen dat je niet in deze materiële wereld behoort. Je behoort in de spirituele wereld. Je bent een essentieel onderdeel van God. Mamaivāṁśo jīva-bhūtaḥ (BG 15.7). In de Bhagavad-gītā zegt God: "Alle levende wezens zijn mijn essentiële onderdelen." Manaḥ ṣaṣṭhānīndriyāṇi prakṛti-sthāni karṣati (BG 15.7). Hij heeft een zware strijd om het bestaan in de lichamelijke levensopvatting.

Maar zo'n opvatting is een dieren beschaving. Want ook de dieren eten, slapen, hebben seks en verdedigen zich op hun eigen manier. Dus als ook wij, de menselijke wezens, als wij bezig zijn met al deze dingen, namelijk eten, slapen, seksleven en verdedigen, dan zijn we niet beter dan de dieren.

Het speciale voorrecht van de mens is om te begrijpen: "Wat ik ben." Ben ik dit lichaam of iets anders? Eigenlijk ben ik niet dit lichaam. Ik heb jullie veel voorbeelden gegeven. Ik ben de spirituele ziel. Maar tegenwoordig is ieder van ons bezig in de overtuiging dat ik dit lichaam ben. Niemand werkt in de overtuiging dat hij niet het lichaam is, hij is de spirituele ziel. Probeer daarom deze Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging te begrijpen. We proberen zonder enig onderscheid ieder mens te onderwijzen. Want we nemen het lichaam niet in overweging. Het lichaam kan hindoe of moslim, Europees of Amerikaans zijn, of het lichaam kan een verschillende stijl hebben. Net zoals je kleding hebt. Nu, omdat ik in saffraan gekleed ben en jij hebt een zwarte jas, dat betekent niet dat we zullen gaan vechten. Waarom? Jij kan andere kleren hebben, ik kan andere kleren hebben. Dus waar is de reden om te vechten? Dit inzicht is tegenwoordig nodig. Anders zal je een dierenbeschaving zijn. Net zoals de dieren in de jungle zijn. Er zijn katten, honden, jakhalzen, tijgers en ze vechten altijd. Daarom, als we echt śānti willen - śānti betekent vrede - dan moeten we proberen te begrijpen: "Wat ik ben." Dat is onze Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging. We leren iedereen wat hij werkelijk is. Maar zijn positie is, de positie van iedereen, niet alleen de mijne of jouwe. Iedereen. Zelfs de dieren. Ze zijn ook een spirituele vonk. Zij zijn ook. Kṛṣṇa beweert dat:

sarva-yoniṣu kaunteya
mūrtayaḥ sambhavanti yāḥ
tāsāṁ brahma mahad yonir
ahaṁ bīja-pradaḥ pitā
(BG 14.4)

Kṛṣṇa beweert dat: "Ik ben de zaad gevende vader van alle levende wezens." Dit is werkelijk zo. Als we de oorsprong van de schepping willen bestuderen, alles wordt uitgelegd in de Bhagavad-gītā. Net zoals de vader het zaad geeft in de baarmoeder, en uit het zaad groeit een bepaald type lichaam. Vergelijkbaar, wij levende wezens, wij zijn allemaal essentieel onderdeel van God, dus God bevrucht deze materiële natuur, en wij komen eruit met dit materiële lichaam in verschillende vormen. Er zijn 8.400.000 vormen. Jalajā nava-lakṣāṇi sthāvarā lakṣa-viṁśati. Er is een lijst. Alles is er.