NL/Prabhupada 0494 - Napoleon bouwde stevige bogen, maar waar hij nu is, niemand weet het



Lecture on BG 2.14 -- Germany, June 21, 1974

Anyathā rūpam betekent anderszins verblijven of anderszins wonen. Anderszins betekent dat ik een spirituele ziel ben. Ik heb een spiritueel lichaam. Maar op één of andere manier, door omstandigheden, door mijn verlangens, krijg ik soms een menselijk lichaam en soms een honden lichaam, soms een katten lichaam, soms een bomen lichaam, soms het lichaam van een halfgod. Er zijn 8.400.000 verschillende soorten lichamen. Dus ik verander het naargelang mijn verlangens. En naargelang mijn besmetting, kāraṇaṁ guṇa-saṅgaḥ asya. Dit zijn de subtiele dingen. Dat is de echte kennis van de mensheid, niet om iets uit te vinden voor tijdelijke geluk. Dat is domheid. Dat is domheid, tijdsverspillerij. Als we iets bedenken voor het comfort van dit lichaam, ik zal heel comfortabel leven maar - "Meneer, je zal niet toegestaan worden om comfortabel te leven." Dat moet je als eerste weten. Stel dat een iemand een heel mooi en stevig huis bouwt. Het zal onder geen enkele omstandigheid kapot gaan. Maar dat is goed, maar wat heb je voor jezelf gedaan, dat je nooit zal sterven zodat je ervan kan genieten? "Nee, laat maar gaan. Laat mij een heel stevig gebouwd huis hebben." Dus het huis blijft. Jij gaat dood. Sterk gebouwde natie. Net zoals Napoleon stevige bogen bouwde, maar waar hij heen is gegaan, niemand weet het. Dus daarom zingt Bhaktivinoda Ṭhākura: jaḍa-bidyā jato māyāra vaibhava tomāra bhajane bādhā. Hoe meer we vooruitgaan in zogenaamd materieel geluk of materiële vooruitgang, hoe meer we onze werkelijke identiteit vergeten. Dit is het resultaat.

Dus we moeten begrijpen dat we een aparte, echte taak hebben. Dat heet zelfrealisatie: "Ik ben niet dit lichaam." Dit is zelfrealisatie. Dat wordt in het begin door Kṛṣṇa geïnstrueerd: "Je bent niet dit lichaam." Het eerste begrip, de eerste kennis, is om te begrijpen dat: "Ik ben niet dit lichaam. Ik ben een spirituele ziel. Ik heb een andere taak." Het zijn niet deze tijdelijke activiteiten zoals een hond of een mens of als een tijger of een boom of als een vis, dat zijn activiteiten. Āhāra-nidrā-bhaya-maithunaṁ ca. Hetzelfde principe van de lichamelijke behoeften. Eten, slapen, seksleven en verdedigen. Maar in de menselijke levensvorm heb ik een aparte taak, zelfrealisatie, om uit deze lichamelijke gebondenheid te komen. En dat heet kennis. Zonder die kennis, alles wat we vooruitgaan in kennis, dat is domheid, dat is alles. Śrama eva hi kevalam (SB 1.2.8).