NL/Prabhupada 0639 - De individuele ziel is in ieder lichaam en de Superziel is de echte eigenaar



Lecture on BG 2.30 -- London, August 31, 1973

Dus op het lagere niveau van dierlijk leven is Kṛṣṇa aanwezig. Zoals Hij zegt; dehe sarvasya bhārata (BG 2.30). Op een andere plaats zegt Kṛṣṇa dat de dehī of kṣetra-jña, de eigenaar van het lichaam er is en er is nog een andere kṣetra-jña, een andere eigenaar. Dat is Kṛṣṇa. Kṣetra-jñaṁ cāpi māṁ viddhi sarva-kṣetreṣu bhārata (BG 13.3). Zoals de individuele ziel in het lichaam is, op dezelfde manier is de Superziel, Kṛṣṇa, er ook. Allebei daar. Allebei daar.

Dus Hij is de eigenaar van alle lichamen. Alle lichamen. Soms Kṛṣṇa wordt door de dwazen beschuldigd dat: "Waarom danste Hij met andermans vrouw?" Maar eigenlijk is Hij de eigenaar. Dehe sarvasya bhārata (BG 2.30). Ik ben geen eigenaar, Hij is de eigenaar. Dus als de eigenaar danst met Zijn, ik bedoel te zeggen, dienstmeisjes of toegewijden, wat is daar mis mee? Wat is er mis? Hij is de eigenaar. Jij bent geen eigenaar. Dehe sarvasya bhārata (BG 2.30). De individuele ziel is in elk lichaam en de Superziel is de echte eigenaar. Kṛṣṇa zegt dat; bhoktāraṁ yajña-tapasāṁ sarva-loka-maheśvaram (BG 5.29). Maheśvaram, Hij is de allerhoogste eigenaar. Suhṛdaṁ sarva-bhūtānām (BG 5.29). Hij is de werkelijke vriend. Als ik een minnaar heb, ik ben vriend. Ik ben geen vriend, werkelijke vriend is Kṛṣṇa. Suhṛdaṁ sarva-bhūtānām (BG 5.29). Zoals gezegd wordt; tasmād sarvāṇi bhūtāni (BG 2.30). Kṛṣṇa is de echte vriend. Dus als de gopī's dansen met de echte vriend, wat is daar mis mee? Wat is daar mis mee? Maar degenen die dwaas zijn, die Kṛṣṇa niet kennen, die denken dat het immoreel is. Het is niet immoreel. Het is het juiste ding. Kṛṣṇa is de echte echtgenoot. Daarom trouwde Hij met 16.108 vrouwen. Waarom 16.000? Als Hij zestien triljoen, miljarden vrouwen trouwt, wat is daar mis mee? Want Hij is de echte echtgenoot. Sarva-loka-maheśvaram (BG 5.29).

Dus de dwazen die Kṛṣṇa niet kennen beschuldigen Kṛṣṇa als immoreel, of vrouwenjager, zoals dat. En ze hebben er plezier in. Daarom maken ze afbeeldingen van Kṛṣṇa's activiteiten met de gopī's. Maar ze schilderen niet hoe Hij Kaṁsa doodt, hoe Hij de demonen doodt. Daar houden ze niet van. Dit is sahajiyā. Voor hun losbandig handelen willen ze gesteund worden door Kṛṣṇa. "Kṛṣṇa heeft dit gedaan." "Kṛṣṇa is immoreel geworden. Dus daarom zijn wij ook immoreel. Wij zijn grote toegewijden van Kṛṣṇa want wij zijn immoreel." Dit is er aan de hand.

Daarom is er om Kṛṣṇa te begrijpen een beetje betere intelligentie vereist. Betere intelligentie. Bahūnāṁ janmanām ante jñānavān (BG 7.19). Jñānavān betekent de eersteklas intelligente wijze. Māṁ prapadyate (BG 7.19). Hij begrijpt wat Kṛṣṇa is. Vāsudevaḥ sarvam iti sa mahātmā sudurlabhaḥ (BG 7.19). Zo'n intelligente mahātmā ... Je kan een dwaze mahātmā vinden die alleen door de kleding te veranderen zonder Kṛṣṇa-bewustzijn zichzelf God of Kṛṣṇa verklaart. Trap ze op hun gezicht. Kṛṣṇa is anders dan al deze dwazen. Maar als je Kṛṣṇa begrijpt, als je zo gelukkig bent; ei rūpe brahmāṇḍa bhramite kona bhāgyavān jīva (CC Madhya 19.151). Alleen de meest gelukkige mensen kunnen Kṛṣṇa begrijpen, wat Kṛṣṇa is.