NL/Prabhupada 1048 - Je zal nooit gelukkig zijn - PERFECTE INSTRUCTIE - tenzij je teruggaat naar God



750712 - Lecture SB 06.01.26-27 - Philadelphia

We zijn in dit geconditioneerde leven omdat we afgescheiden zijn van onze oorspronkelijke persoon, Kṛṣṇa. Want we essentieel onderdeel zijn van Kṛṣṇa. We zijn dit vergeten. We denken dat we essentieel onderdeel van Amerika of India zijn. Dit heet illusie. Iemand is geïnteresseerd in zijn land, iemand is geïnteresseerd in zijn samenleving of familie. Daar hebben we zoveel plichten gecreëerd. Daarom zegt de śāstra dat: "Deze dwazen weten niet wat zijn werkelijke eigenbelang is." Na te viduḥ svārtha-gatiṁ hi viṣṇuṁ durāśayā (SB 7.5.31). Hij hoopt iets dat nooit zal worden vervuld. Daarom is hij een dwaas. We proberen om dingen in deze materiële wereld aan te passen om gelukkig te worden, maar de dwaas weet niet dat zolang hij in deze materiële wereld zal blijven er geen sprake is van geluk. Dat is dwaasheid.

Kṛṣṇa zegt dat deze plek is duḥkhālayam aśāśvatam (BG 8.15). Deze materiële wereld waar we nu leven met de één ​​na de andere verwisseling van lichaam is duḥkhālayam. Waarom moet ik mijn lichaam verwisselen? Ik ben eeuwig. Na hanyate hanyamāne śarīre (BG 2.20). Daarom moeten we leren, we moeten opgeleid worden, we moeten kennis van de perfecte ontvangen. En Kṛṣṇa persoonlijk, de Hoogste Perfecte Persoon, geeft je kennis. En als we zo onfortuinlijk zijn dat we de perfecte kennis niet nemen maar we verzinnen, we speculeren, we creëren ons eigen idee, dan moet men begrijpen dat durāśayā. We denken: "Ik zal op deze manier gelukkig zijn. Ik zal hier gelukkig zijn ..." Niets. Je zal nooit gelukkig zijn, dit is perfecte instructie, tenzij je terug naar huis terug naar God gaat. Net als een boze jongen die zijn vader verlaten heeft. Zijn vader is een rijk man, alles is daar, maar hij is een hippie geworden. Zo zijn wij ook. Onze vader is Kṛṣṇa. We kunnen daar heel comfortabel leven, zonder enige irritatie, zonder inspanning om geld te verdienen, maar we hebben besloten om hier in deze materiële wereld te wonen. Dit heet ezel. Daarom, mūḍha.

We weten niet wat ons eigenbelang is. En we hopen tegen beter weten in: "Ik zal op deze manier gelukkig zijn. Ik zal op die manier gelukkig zijn." Daarom wordt dit woord gebruikt, mūḍha. Ze weten niet wat eigenlijk zijn geluk is en hij probeert het ene hoofdstuk na de andere, het ene hoofdstuk na de andere: "Nu zal ik gelukkig zijn." De ezel, soms zit de wasman op zijn rug en neemt een bosje gras en houdt het voor de ezel en de ezel wil het gras pakken. Maar als hij vooruit beweegt dan gaat het gras ook vooruit. En hij denkt: "Maar één stap voorwaarts en ik zal het gras krijgen." Maar omdat hij een ezel is weet hij niet dat: "Het gras hangt zo dat ik miljoenen jaren kan doorlopen maar ik zal nog steeds geen geluk krijgen." Dit is ezel. Hij komt niet tot de bezinning dat: "Voor miljoenen en triljoenen jaren kan ik proberen om gelukkig te zijn in deze materiële wereld. Ik zal nooit gelukkig zijn." Daarom moet je kennis nemen van de guru die de dingen weet. Daarom wordt de guru aanbeden:

oṁ ajñāna-timirāndhasya
jñānāñjana-śalākayā
cakṣur unmīlitaṁ yena
tasmai śrī-gurave namaḥ