NL/BG 15.16: Difference between revisions

(Bhagavad-gita Compile Form edit)
 
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists)
 
Line 2: Line 2:
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 15| Hoofdstuk 15: De Allerhoogste Persoon]]'''</div>
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 15| Hoofdstuk 15: De Allerhoogste Persoon]]'''</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 15.15| BG 15.15]] '''[[NL/BG 15.15|BG 15.15]] - [[NL/BG 15.17|BG 15.17]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 15.17| BG 15.17]]</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 15.15| BG 15.15]] '''[[NL/BG 15.15|BG 15.15]] - [[NL/BG 15.17|BG 15.17]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 15.17| BG 15.17]]</div>
{{RandomImageRU}}
{{RandomImage|Dutch}}


==== VERS 16 ====
==== VERS 16 ====
<div class="devanagari">
:द्वाविमौ पुरुषौ लोके क्षरश्चाक्षर एव च ।
:क्षरः सर्वाणि भूतानि कूटस्थोऽक्षर उच्यते ॥१६॥
</div>


<div class="verse">
<div class="verse">
:''dvāv imau puruṣau loke, kṣaraś cākṣara eva ca''
:dvāv imau puruṣau loke
:''kṣaraḥ sarvāṇi bhūtāni, kūṭa-stho ’kṣara ucyate''
:kṣaraś cākṣara eva ca
 
:kṣaraḥ sarvāṇi bhūtāni
:kūṭa-stho ’kṣara ucyate
</div>
</div>


Line 15: Line 21:


<div class="synonyms">
<div class="synonyms">
dvau — twee; imau — deze; puruṣau — levende wezens; loke — in de wereld; kṣaraḥ — veranderlijke; ca — en; akṣaraḥ — onveranderlijke; eva — zeker; ca — en; kṣaraḥ — veranderlijk; sarvāṇi — alle; bhūtāni — levende wezens; kūṭa-sthaḥ — in eenheid; akṣaraḥ — onveranderlijk; ucyate — wordt genoemd.
''dvau'' — twee; ''imau'' — deze; ''puruṣau'' — levende wezens; ''loke'' — in de wereld; ''kṣaraḥ'' — veranderlijke; ''ca'' — en; ''akṣaraḥ'' — onveranderlijke; ''eva'' — zeker; ''ca'' — en; ''kṣaraḥ'' — veranderlijk; ''sarvāṇi'' — alle; ''bhūtāni'' — levende wezens; ''kūṭa-sthaḥ'' — in eenheid; ''akṣaraḥ'' — onveranderlijk; ''ucyate'' — wordt genoemd.
</div>
</div>


Line 27: Line 33:


<div class="purport">
<div class="purport">
Zoals al eerder is uitgelegd, heeft de Heer in Zijn incarnatie als Vyāsadeva het Vedānta-sūtra samengesteld. De Heer vat hier beknopt de inhoud van het Vedānta-sūtra samen. Hij zegt dat de ontelbare levende wezens in twee categorieën kunnen worden onderverdeeld: de veranderlijken en de onveranderlijken.
Zoals al eerder is uitgelegd, heeft de Heer in Zijn incarnatie als Vyāsadeva het ''Vedānta-sūtra'' samengesteld. De Heer vat hier beknopt de inhoud van het ''Vedānta-sūtra'' samen. Hij zegt dat de ontelbare levende wezens in twee categorieën kunnen worden onderverdeeld: de veranderlijken en de onveranderlijken.


De levende wezens zijn eeuwig afzonderlijke integrerende deeltjes van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Wanneer ze in contact zijn met de materiële wereld worden ze jīva-bhūta genoemd en de sanskrietwoorden die hier gegeven worden — ‘kṣaraḥ sarvāṇi bhūtāni’ — betekenen dat ze veranderlijk zijn. Maar zij die in eenheid met de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods leven, worden onveranderlijk genoemd. Eenheid betekent niet dat ze geen individualiteit hebben, maar dat er geen onenigheid bestaat. Ze zijn allemaal bereid het doel van de schepping te aanvaarden. In de spirituele wereld is er natuurlijk niet zoiets als een schepping, maar die uitdrukking wordt gebruikt omdat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, zoals het Vedānta-sūtra zegt, de oorsprong van alle emanaties is.
De levende wezens zijn eeuwig afzonderlijke integrerende deeltjes van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Wanneer ze in contact zijn met de materiële wereld worden ze ''jīva-bhūta'' genoemd en de sanskrietwoorden die hier gegeven worden — ''‘kṣaraḥ sarvāṇi bhūtāni’'' — betekenen dat ze veranderlijk zijn. Maar zij die in eenheid met de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods leven, worden onveranderlijk genoemd. Eenheid betekent niet dat ze geen individualiteit hebben, maar dat er geen onenigheid bestaat. Ze zijn allemaal bereid het doel van de schepping te aanvaarden. In de spirituele wereld is er natuurlijk niet zoiets als een schepping, maar die uitdrukking wordt gebruikt omdat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, zoals het ''Vedānta-sūtra'' zegt, de oorsprong van alle emanaties is.


Volgens de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Heer Kṛṣṇa, zijn er twee categorieën van levende wezens. De Veda’s voeren hiervoor bewijzen aan, dus er kan geen twijfel over bestaan. De levende wezens die in deze wereld met de geest en de vijf zintuigen worstelen, hebben materiële lichamen, die aan verandering onderhevig zijn. Zolang een levend wezen geconditioneerd is door het contact met de materie, heeft het een materieel lichaam en omdat materie verandert, lijkt het levend wezen ook te veranderen. Maar in de spirituele wereld is het lichaam niet van materie gemaakt en daarom is er geen verandering.
Volgens de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Heer Kṛṣṇa, zijn er twee categorieën van levende wezens. De Veda’s voeren hiervoor bewijzen aan, dus er kan geen twijfel over bestaan. De levende wezens die in deze wereld met de geest en de vijf zintuigen worstelen, hebben materiële lichamen, die aan verandering onderhevig zijn. Zolang een levend wezen geconditioneerd is door het contact met de materie, heeft het een materieel lichaam en omdat materie verandert, lijkt het levend wezen ook te veranderen. Maar in de spirituele wereld is het lichaam niet van materie gemaakt en daarom is er geen verandering.


In de materiële wereld ondergaat het levend wezen zes veranderingen: geboorte, groei, behoud, voortplanting, aftakeling en dood. Dat zijn de veranderingen van het materiële lichaam. Maar in de spirituele wereld verandert het lichaam niet; er is daar geen ouderdom, geen geboorte en geen dood. Alles bestaat er in eenheid. Kṣaraḥ sarvāṇi bhūtāni: ieder levend wezen dat in contact is gekomen met materie, beginnend met het eerst-geschapen wezen, Brahmā, tot aan de kleine mier, verandert zijn lichaam; daarom zijn ze allemaal veranderlijk. Maar in de spirituele wereld zijn ze altijd bevrijd in eenheid.
In de materiële wereld ondergaat het levend wezen zes veranderingen: geboorte, groei, behoud, voortplanting, aftakeling en dood. Dat zijn de veranderingen van het materiële lichaam. Maar in de spirituele wereld verandert het lichaam niet; er is daar geen ouderdom, geen geboorte en geen dood. Alles bestaat er in eenheid. ''Kṣaraḥ sarvāṇi bhūtāni'': ieder levend wezen dat in contact is gekomen met materie, beginnend met het eerst-geschapen wezen, Brahmā, tot aan de kleine mier, verandert zijn lichaam; daarom zijn ze allemaal veranderlijk. Maar in de spirituele wereld zijn ze altijd bevrijd in eenheid.
</div>
</div>



Latest revision as of 12:05, 28 June 2018

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 16

द्वाविमौ पुरुषौ लोके क्षरश्चाक्षर एव च ।
क्षरः सर्वाणि भूतानि कूटस्थोऽक्षर उच्यते ॥१६॥
dvāv imau puruṣau loke
kṣaraś cākṣara eva ca
kṣaraḥ sarvāṇi bhūtāni
kūṭa-stho ’kṣara ucyate

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

dvau — twee; imau — deze; puruṣau — levende wezens; loke — in de wereld; kṣaraḥ — veranderlijke; ca — en; akṣaraḥ — onveranderlijke; eva — zeker; ca — en; kṣaraḥ — veranderlijk; sarvāṇi — alle; bhūtāni — levende wezens; kūṭa-sthaḥ — in eenheid; akṣaraḥ — onveranderlijk; ucyate — wordt genoemd.

VERTALING

Er zijn twee categorieën van wezens: de veranderlijke en de onveranderlijke. In de materiële wereld is ieder levend wezen veranderlijk, maar alle levende wezens in de spirituele wereld worden onveranderlijk genoemd.

COMMENTAAR

Zoals al eerder is uitgelegd, heeft de Heer in Zijn incarnatie als Vyāsadeva het Vedānta-sūtra samengesteld. De Heer vat hier beknopt de inhoud van het Vedānta-sūtra samen. Hij zegt dat de ontelbare levende wezens in twee categorieën kunnen worden onderverdeeld: de veranderlijken en de onveranderlijken.

De levende wezens zijn eeuwig afzonderlijke integrerende deeltjes van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Wanneer ze in contact zijn met de materiële wereld worden ze jīva-bhūta genoemd en de sanskrietwoorden die hier gegeven worden — ‘kṣaraḥ sarvāṇi bhūtāni’ — betekenen dat ze veranderlijk zijn. Maar zij die in eenheid met de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods leven, worden onveranderlijk genoemd. Eenheid betekent niet dat ze geen individualiteit hebben, maar dat er geen onenigheid bestaat. Ze zijn allemaal bereid het doel van de schepping te aanvaarden. In de spirituele wereld is er natuurlijk niet zoiets als een schepping, maar die uitdrukking wordt gebruikt omdat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, zoals het Vedānta-sūtra zegt, de oorsprong van alle emanaties is.

Volgens de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Heer Kṛṣṇa, zijn er twee categorieën van levende wezens. De Veda’s voeren hiervoor bewijzen aan, dus er kan geen twijfel over bestaan. De levende wezens die in deze wereld met de geest en de vijf zintuigen worstelen, hebben materiële lichamen, die aan verandering onderhevig zijn. Zolang een levend wezen geconditioneerd is door het contact met de materie, heeft het een materieel lichaam en omdat materie verandert, lijkt het levend wezen ook te veranderen. Maar in de spirituele wereld is het lichaam niet van materie gemaakt en daarom is er geen verandering.

In de materiële wereld ondergaat het levend wezen zes veranderingen: geboorte, groei, behoud, voortplanting, aftakeling en dood. Dat zijn de veranderingen van het materiële lichaam. Maar in de spirituele wereld verandert het lichaam niet; er is daar geen ouderdom, geen geboorte en geen dood. Alles bestaat er in eenheid. Kṣaraḥ sarvāṇi bhūtāni: ieder levend wezen dat in contact is gekomen met materie, beginnend met het eerst-geschapen wezen, Brahmā, tot aan de kleine mier, verandert zijn lichaam; daarom zijn ze allemaal veranderlijk. Maar in de spirituele wereld zijn ze altijd bevrijd in eenheid.