NL/BG 2.30: Difference between revisions
(Bhagavad-gita Compile Form edit) |
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists) |
||
Line 1: | Line 1: | ||
[[Category:NL/Bhagavad-gītā - Hoofdstuk 2|N30]] | [[Category:NL/Bhagavad-gītā - Hoofdstuk 2|N30]] | ||
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad- | <div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 2| Hoofdstuk 2: Samenvatting van de Gita]]'''</div> | ||
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 2.29| BG 2.29]] '''[[NL/BG 2.29|BG 2.29]] - [[NL/BG 2.31|BG 2.31]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 2.31| BG 2.31]]</div> | <div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 2.29| BG 2.29]] '''[[NL/BG 2.29|BG 2.29]] - [[NL/BG 2.31|BG 2.31]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 2.31| BG 2.31]]</div> | ||
{{ | {{RandomImage|Dutch}} | ||
==== | ==== VERS 30 ==== | ||
<div class="devanagari"> | |||
:देही नित्यमवध्योऽयं देहे सर्वस्य भारत । | |||
:तस्मात्सर्वाणि भूतानि न त्वं शोचितुमर्हसि ॥३०॥ | |||
</div> | |||
<div class="verse"> | <div class="verse"> | ||
: | :dehī nityam avadhyo ’yaṁ | ||
: | :dehe sarvasya bhārata | ||
:tasmāt sarvāṇi bhūtāni | |||
:na tvaṁ śocitum arhasi | |||
</div> | </div> | ||
==== | ==== WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN ==== | ||
<div class="synonyms"> | <div class="synonyms"> | ||
dehī — de eigenaar van het materiële lichaam; nityam — eeuwig; avadhyaḥ — kan niet gedood worden; ayam — deze ziel; dehe — in het lichaam; sarvasya — van iedereen; bhārata — o afstammeling van Bharata; tasmāt — daarom; sarvāṇi — alle; bhūtāni — levende wezens (die geboren zijn); na — nooit; tvam — jij; śocitum — treuren; arhasi — moet. | ''dehī'' — de eigenaar van het materiële lichaam; ''nityam'' — eeuwig; ''avadhyaḥ'' — kan niet gedood worden; ''ayam'' — deze ziel; ''dehe'' — in het lichaam; ''sarvasya'' — van iedereen; ''bhārata'' — o afstammeling van Bharata; ''tasmāt'' — daarom; ''sarvāṇi'' — alle; ''bhūtāni'' — levende wezens (die geboren zijn); ''na'' — nooit; ''tvam'' — jij; ''śocitum'' — treuren; ''arhasi'' — moet. | ||
</div> | </div> | ||
==== | ==== VERTALING ==== | ||
<div class="translation"> | <div class="translation"> | ||
Line 24: | Line 30: | ||
</div> | </div> | ||
==== | ==== COMMENTAAR ==== | ||
<div class="purport"> | <div class="purport"> | ||
De Heer beëindigt hier het gedeelte van kennis over de onveranderlijke ziel. Door de onsterfelijke ziel op verschillende manieren te beschrijven, legt Kṛṣṇa vast dat de ziel onsterfelijk is en het lichaam tijdelijk. Als kṣatriya zou Arjuna zijn plicht daarom niet moeten verzaken uit angst dat zijn Grootvader en zijn leraar — Bhīṣma en Droṇa — in de strijd zouden sneuvelen. Op gezag van Śrī Kṛṣṇa moeten we geloven dat er een ziel bestaat die van het lichaam verschilt, en niet dat er niet zoiets is als de ziel of dat de levensverschijnselen optreden tijdens een bepaalde materiële rijpingsgraad, die voortkomt uit de interacties tussen chemicaliën. Hoewel de ziel onsterfelijk is, wordt gewelddadigheid niet aangemoedigd, maar tijdens een oorlog, wanneer geweld daadwerkelijk noodzakelijk is, wordt het ook niet ontmoedigd. Zo’n noodzaak tot geweld moet gerechtvaardigd zijn door de goedkeuring van de Heer en kan niet op eigen gezag worden bepaald. | De Heer beëindigt hier het gedeelte van kennis over de onveranderlijke ziel. Door de onsterfelijke ziel op verschillende manieren te beschrijven, legt Kṛṣṇa vast dat de ziel onsterfelijk is en het lichaam tijdelijk. Als ''kṣatriya'' zou Arjuna zijn plicht daarom niet moeten verzaken uit angst dat zijn Grootvader en zijn leraar — Bhīṣma en Droṇa — in de strijd zouden sneuvelen. Op gezag van Śrī Kṛṣṇa moeten we geloven dat er een ziel bestaat die van het lichaam verschilt, en niet dat er niet zoiets is als de ziel of dat de levensverschijnselen optreden tijdens een bepaalde materiële rijpingsgraad, die voortkomt uit de interacties tussen chemicaliën. Hoewel de ziel onsterfelijk is, wordt gewelddadigheid niet aangemoedigd, maar tijdens een oorlog, wanneer geweld daadwerkelijk noodzakelijk is, wordt het ook niet ontmoedigd. Zo’n noodzaak tot geweld moet gerechtvaardigd zijn door de goedkeuring van de Heer en kan niet op eigen gezag worden bepaald. | ||
</div> | </div> | ||
Latest revision as of 12:32, 28 June 2018
VERS 30
- देही नित्यमवध्योऽयं देहे सर्वस्य भारत ।
- तस्मात्सर्वाणि भूतानि न त्वं शोचितुमर्हसि ॥३०॥
- dehī nityam avadhyo ’yaṁ
- dehe sarvasya bhārata
- tasmāt sarvāṇi bhūtāni
- na tvaṁ śocitum arhasi
WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN
dehī — de eigenaar van het materiële lichaam; nityam — eeuwig; avadhyaḥ — kan niet gedood worden; ayam — deze ziel; dehe — in het lichaam; sarvasya — van iedereen; bhārata — o afstammeling van Bharata; tasmāt — daarom; sarvāṇi — alle; bhūtāni — levende wezens (die geboren zijn); na — nooit; tvam — jij; śocitum — treuren; arhasi — moet.
VERTALING
O afstammeling van Bharata, degene die in het lichaam verblijft, kan nooit worden gedood. Daarom hoef je om geen enkel levend wezen te treuren.
COMMENTAAR
De Heer beëindigt hier het gedeelte van kennis over de onveranderlijke ziel. Door de onsterfelijke ziel op verschillende manieren te beschrijven, legt Kṛṣṇa vast dat de ziel onsterfelijk is en het lichaam tijdelijk. Als kṣatriya zou Arjuna zijn plicht daarom niet moeten verzaken uit angst dat zijn Grootvader en zijn leraar — Bhīṣma en Droṇa — in de strijd zouden sneuvelen. Op gezag van Śrī Kṛṣṇa moeten we geloven dat er een ziel bestaat die van het lichaam verschilt, en niet dat er niet zoiets is als de ziel of dat de levensverschijnselen optreden tijdens een bepaalde materiële rijpingsgraad, die voortkomt uit de interacties tussen chemicaliën. Hoewel de ziel onsterfelijk is, wordt gewelddadigheid niet aangemoedigd, maar tijdens een oorlog, wanneer geweld daadwerkelijk noodzakelijk is, wordt het ook niet ontmoedigd. Zo’n noodzaak tot geweld moet gerechtvaardigd zijn door de goedkeuring van de Heer en kan niet op eigen gezag worden bepaald.