NL/BG 7.7: Difference between revisions
(Bhagavad-gita Compile Form edit) |
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists) |
||
Line 2: | Line 2: | ||
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 7| Hoofdstuk 7: Kennis van de Absolute]]'''</div> | <div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 7| Hoofdstuk 7: Kennis van de Absolute]]'''</div> | ||
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 7.6| BG 7.6]] '''[[NL/BG 7.6|BG 7.6]] - [[NL/BG 7.8|BG 7.8]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 7.8| BG 7.8]]</div> | <div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 7.6| BG 7.6]] '''[[NL/BG 7.6|BG 7.6]] - [[NL/BG 7.8|BG 7.8]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 7.8| BG 7.8]]</div> | ||
{{ | {{RandomImage|Dutch}} | ||
==== VERS 7 ==== | ==== VERS 7 ==== | ||
<div class="devanagari"> | |||
:मत्तः परतरं नान्यत्किञ्चिदस्ति धनञ्जय । | |||
:मयि सर्वमिदं प्रोतं सूत्रे मणिगणा इव ॥७॥ | |||
</div> | |||
<div class="verse"> | <div class="verse"> | ||
: | :mattaḥ parataraṁ nānyat | ||
: | :kiñcid asti dhanañjaya | ||
:mayi sarvam idaṁ protaṁ | |||
:sūtre maṇi-gaṇā iva | |||
</div> | </div> | ||
Line 15: | Line 21: | ||
<div class="synonyms"> | <div class="synonyms"> | ||
mattaḥ — buiten Mij; para-taram — hoger; na — niet; anyat kiñcit — iets anders; asti — er is; dhanañjaya — o overwinnaar van rijkdom; mayi — in Mij; sarvam — al wat is; idam — wat we zien; protam — is geregen; sūtre — aan een draad; maṇi-gaṇāḥ — parels; iva — zoals. | ''mattaḥ'' — buiten Mij; ''para-taram'' — hoger; ''na'' — niet; ''anyat kiñcit'' — iets anders; ''asti'' — er is; ''dhanañjaya'' — o overwinnaar van rijkdom; ''mayi'' — in Mij; ''sarvam'' — al wat is; ''idam'' — wat we zien; ''protam'' — is geregen; ''sūtre'' — aan een draad; ''maṇi-gaṇāḥ'' — parels; ''iva'' — zoals. | ||
</div> | </div> | ||
Line 27: | Line 33: | ||
<div class="purport"> | <div class="purport"> | ||
Er bestaat een vaak terugkerende controverse over het punt of de Absolute Waarheid persoonlijk of onpersoonlijk is. Volgens de Bhagavad-gītā is de Absolute Waarheid de Persoonlijkheid Gods, Śrī Kṛṣṇa, en dit wordt keer op keer bevestigd. Vooral in dit vers wordt benadrukt dat de Absolute Waarheid een persoon is. Dat de Persoonlijkheid Gods de Allerhoogste Absolute Waarheid is, wordt ook bevestigd door de Brahma-saṁhitā: īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ sac-cid-ānanda-vigrahaḥ — de Allerhoogste Waarheid, de Persoonlijkheid Gods, is Heer Kṛṣṇa, die de oorspronkelijke Heer is, de onuitputtelijke bron van alle plezier, Govinda, en de eeuwige gedaante van volledige gelukzaligheid en kennis. Deze gezaghebbende heilige teksten laten er geen twijfel over bestaan dat de Absolute Waarheid de Allerhoogste Persoon is, de oorzaak van alle oorzaken. | Er bestaat een vaak terugkerende controverse over het punt of de Absolute Waarheid persoonlijk of onpersoonlijk is. Volgens de ''Bhagavad-gītā'' is de Absolute Waarheid de Persoonlijkheid Gods, Śrī Kṛṣṇa, en dit wordt keer op keer bevestigd. Vooral in dit vers wordt benadrukt dat de Absolute Waarheid een persoon is. Dat de Persoonlijkheid Gods de Allerhoogste Absolute Waarheid is, wordt ook bevestigd door de ''Brahma-saṁhitā'': ''īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ sac-cid-ānanda-vigrahaḥ'' — de Allerhoogste Waarheid, de Persoonlijkheid Gods, is Heer Kṛṣṇa, die de oorspronkelijke Heer is, de onuitputtelijke bron van alle plezier, Govinda, en de eeuwige gedaante van volledige gelukzaligheid en kennis. Deze gezaghebbende heilige teksten laten er geen twijfel over bestaan dat de Absolute Waarheid de Allerhoogste Persoon is, de oorzaak van alle oorzaken. | ||
Maar de impersonalisten baseren hun argumenten op de volgende Vedische tekst uit de Śvetāśvatara Upaniṣad (3.10): tato yad uttarataraṁ tad arūpam anāmayam/ ya etad vidur amṛtās te bhavanti athetare duḥ-kham evāpiyanti. ‘In de materiële wereld wordt het eerste levend wezen in het universum, Brahmā, beschouwd als de allerhoogste onder de halfgoden, menselijke wezens en dieren. Maar voorbij Brahmā is er de Transcendentie, die geen materiële vorm heeft en die onaangetast is door materiële onzuiverheden. Iedereen die Hem leert kennen, wordt ook transcendentaal, maar zij die Hem niet kennen zullen de ellende in de materiële wereld moeten ondergaan.’ De impersonalist legt meer de nadruk op het woord | Maar de impersonalisten baseren hun argumenten op de volgende Vedische tekst uit de ''Śvetāśvatara Upaniṣad'' (3.10): ''tato yad uttarataraṁ tad arūpam anāmayam/ ya etad vidur amṛtās te bhavanti athetare duḥ-kham evāpiyanti''. ‘In de materiële wereld wordt het eerste levend wezen in het universum, Brahmā, beschouwd als de allerhoogste onder de halfgoden, menselijke wezens en dieren. Maar voorbij Brahmā is er de Transcendentie, die geen materiële vorm heeft en die onaangetast is door materiële onzuiverheden. Iedereen die Hem leert kennen, wordt ook transcendentaal, maar zij die Hem niet kennen zullen de ellende in de materiële wereld moeten ondergaan.’ De impersonalist legt meer de nadruk op het woord ‘''arūpam''’. Maar ''arūpam'' is niet onpersoonlijk. Het duidt op de transcendentale vorm van eeuwigheid, gelukzaligheid en kennis, zoals beschreven wordt in de ''Brahma-saṁhitā'', die hierboven geciteerd werd. Andere verzen in de ''Śvetāśvatara Upaniṣad'' (3.8-9) bevestigen dit als volgt: | ||
:''vedāham etaṁ puruṣaṁ mahāntam | :''vedāham etaṁ puruṣaṁ mahāntam'' | ||
:''tam eva viditvāti mṛtyum eti | :''āditya-varṇaṁ tamasaḥ parastāt'' | ||
:''tam eva viditvāti mṛtyum eti'' | |||
:''nānyaḥ panthā vidyate ’yanāya'' | |||
:''yasmāt paraṁ nāparam asti kiñcid | :''yasmāt paraṁ nāparam asti kiñcid'' | ||
:''vṛkṣa iva stabdho divi tiṣṭhaty ekas | :''yasmān nāṇīyo no jyāyo ’sti kiñcit'' | ||
:''vṛkṣa iva stabdho divi tiṣṭhaty ekas'' | |||
:''tenedaṁ pūrṇaṁ puruṣeṇa sarvam'' | |||
‘Ik ken die Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die verheven is boven alle materiële opvattingen van duisternis. Alleen iemand die Hem kent, kan bevrijd worden uit de ketenen van geboorte en dood. Er bestaat geen andere weg naar bevrijding dan deze kennis over die Allerhoogste Persoon. | ‘Ik ken die Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die verheven is boven alle materiële opvattingen van duisternis. Alleen iemand die Hem kent, kan bevrijd worden uit de ketenen van geboorte en dood. Er bestaat geen andere weg naar bevrijding dan deze kennis over die Allerhoogste Persoon. |
Latest revision as of 13:23, 28 June 2018
VERS 7
- मत्तः परतरं नान्यत्किञ्चिदस्ति धनञ्जय ।
- मयि सर्वमिदं प्रोतं सूत्रे मणिगणा इव ॥७॥
- mattaḥ parataraṁ nānyat
- kiñcid asti dhanañjaya
- mayi sarvam idaṁ protaṁ
- sūtre maṇi-gaṇā iva
WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN
mattaḥ — buiten Mij; para-taram — hoger; na — niet; anyat kiñcit — iets anders; asti — er is; dhanañjaya — o overwinnaar van rijkdom; mayi — in Mij; sarvam — al wat is; idam — wat we zien; protam — is geregen; sūtre — aan een draad; maṇi-gaṇāḥ — parels; iva — zoals.
VERTALING
O overwinnaar van rijkdom, er is geen waarheid die boven Mij uitgaat. Alles berust op Mij, als parels, aan een draad geregen.
COMMENTAAR
Er bestaat een vaak terugkerende controverse over het punt of de Absolute Waarheid persoonlijk of onpersoonlijk is. Volgens de Bhagavad-gītā is de Absolute Waarheid de Persoonlijkheid Gods, Śrī Kṛṣṇa, en dit wordt keer op keer bevestigd. Vooral in dit vers wordt benadrukt dat de Absolute Waarheid een persoon is. Dat de Persoonlijkheid Gods de Allerhoogste Absolute Waarheid is, wordt ook bevestigd door de Brahma-saṁhitā: īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ sac-cid-ānanda-vigrahaḥ — de Allerhoogste Waarheid, de Persoonlijkheid Gods, is Heer Kṛṣṇa, die de oorspronkelijke Heer is, de onuitputtelijke bron van alle plezier, Govinda, en de eeuwige gedaante van volledige gelukzaligheid en kennis. Deze gezaghebbende heilige teksten laten er geen twijfel over bestaan dat de Absolute Waarheid de Allerhoogste Persoon is, de oorzaak van alle oorzaken.
Maar de impersonalisten baseren hun argumenten op de volgende Vedische tekst uit de Śvetāśvatara Upaniṣad (3.10): tato yad uttarataraṁ tad arūpam anāmayam/ ya etad vidur amṛtās te bhavanti athetare duḥ-kham evāpiyanti. ‘In de materiële wereld wordt het eerste levend wezen in het universum, Brahmā, beschouwd als de allerhoogste onder de halfgoden, menselijke wezens en dieren. Maar voorbij Brahmā is er de Transcendentie, die geen materiële vorm heeft en die onaangetast is door materiële onzuiverheden. Iedereen die Hem leert kennen, wordt ook transcendentaal, maar zij die Hem niet kennen zullen de ellende in de materiële wereld moeten ondergaan.’ De impersonalist legt meer de nadruk op het woord ‘arūpam’. Maar arūpam is niet onpersoonlijk. Het duidt op de transcendentale vorm van eeuwigheid, gelukzaligheid en kennis, zoals beschreven wordt in de Brahma-saṁhitā, die hierboven geciteerd werd. Andere verzen in de Śvetāśvatara Upaniṣad (3.8-9) bevestigen dit als volgt:
- vedāham etaṁ puruṣaṁ mahāntam
- āditya-varṇaṁ tamasaḥ parastāt
- tam eva viditvāti mṛtyum eti
- nānyaḥ panthā vidyate ’yanāya
- yasmāt paraṁ nāparam asti kiñcid
- yasmān nāṇīyo no jyāyo ’sti kiñcit
- vṛkṣa iva stabdho divi tiṣṭhaty ekas
- tenedaṁ pūrṇaṁ puruṣeṇa sarvam
‘Ik ken die Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die verheven is boven alle materiële opvattingen van duisternis. Alleen iemand die Hem kent, kan bevrijd worden uit de ketenen van geboorte en dood. Er bestaat geen andere weg naar bevrijding dan deze kennis over die Allerhoogste Persoon.
‘Er is geen waarheid die boven die Allerhoogste Persoon uitgaat, omdat Hij ongeëvenaard is. Hij is kleiner dan het kleinste en groter dan het grootste. Hij staat als een stille boom en verlicht de transcendentale hemel; zoals een boom zijn wortels uitspreidt, zo spreidt Hij Zijn alomtegenwoordige energieën uit.’
Uit deze verzen blijkt duidelijk dat de Allerhoogste Absolute Waarheid de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is, die alomtegenwoordig is door Zijn vele energieën, zowel de materiële als de spirituele.