NL/BG 9.3: Difference between revisions

(Bhagavad-gita Compile Form edit)
 
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists)
 
Line 2: Line 2:
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 9| Hoofdstuk 9: De meest vertrouwelijke kennis]]'''</div>
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 9| Hoofdstuk 9: De meest vertrouwelijke kennis]]'''</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 9.2| BG 9.2]] '''[[NL/BG 9.2|BG 9.2]] - [[NL/BG 9.4|BG 9.4]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 9.4| BG 9.4]]</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 9.2| BG 9.2]] '''[[NL/BG 9.2|BG 9.2]] - [[NL/BG 9.4|BG 9.4]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 9.4| BG 9.4]]</div>
{{RandomImageRU}}
{{RandomImage|Dutch}}


==== VERS 3 ====
==== VERS 3 ====
<div class="devanagari">
:अश्रद्दधानाः पुरुषा धर्मस्यास्य परन्तप ।
:अप्राप्य मां निवर्तन्ते मृत्युसंसारवर्त्मनि ॥३॥
</div>


<div class="verse">
<div class="verse">
:''aśraddadhānāḥ puruṣā, dharmasyāsya parantapa''
:aśraddadhānāḥ puruṣā
:''aprāpya māṁ nivartante, mṛtyu-saṁsāra-vartmani''
:dharmasyāsya parantapa
 
:aprāpya māṁ nivartante
:mṛtyu-saṁsāra-vartmani
</div>
</div>


Line 15: Line 21:


<div class="synonyms">
<div class="synonyms">
aśraddadhānāḥ — zij die geen geloof hebben; puruṣāḥ — zulke personen; dharmasya — in het religieuze proces; asya — dit; parantapa — o doder van de vijand; aprāpya — zonder te verwerven; mām — Mij; nivartante — terugkomen; mṛtyu — van de dood; saṁsāra — in het materiële bestaan; vartmani — op het pad.
''aśraddadhānāḥ'' — zij die geen geloof hebben; ''puruṣāḥ'' — zulke personen; ''dharmasya'' — in het religieuze proces; ''asya'' — dit; ''parantapa'' — o doder van de vijand; ''aprāpya'' — zonder te verwerven; ''mām'' — Mij; ''nivartante'' — terugkomen; ''mṛtyu'' — van de dood; ''saṁsāra'' — in het materiële bestaan; ''vartmani'' — op het pad.
</div>
</div>


Line 21: Line 27:


<div class="translation">
<div class="translation">
Zij die geen geloof hebben in deze devotionele dienst kunnen Me niet bereiken, o overwinnaar van de vijand, en keren daarom terugnaar het pad van geboorte en dood in deze materiële wereld.
Zij die geen geloof hebben in deze devotionele dienst kunnen Me niet bereiken, o overwinnaar van de vijand, en keren daarom terug naar het pad van geboorte en dood in deze materiële wereld.
</div>
</div>


Line 27: Line 33:


<div class="purport">
<div class="purport">
Degenen zonder geloof kunnen dit proces van devotionele dienst niet succesvol beoefenen; dat is de betekenis van dit vers.Geloof ontstaat door omgang met toegewijden. Ook al hebben onfortuinlijke mensen al het bewijsmateriaal uit de Vedische literatuur van grote persoonlijkheden gehoord, dan nog hebben ze geen geloof in God. Ze zijn weifelachtig en kunnen niet standvastig blijven in devotionele dienst aan de Heer. Geloof is daarom een zeer belangrijke factor om vooruitgang te maken in Kṛṣṇa-bewustzijn.
Degenen zonder geloof kunnen dit proces van devotionele dienst niet succesvol beoefenen; dat is de betekenis van dit vers. Geloof ontstaat door omgang met toegewijden. Ook al hebben onfortuinlijke mensen al het bewijsmateriaal uit de Vedische literatuur van grote persoonlijkheden gehoord, dan nog hebben ze geen geloof in God. Ze zijn weifelachtig en kunnen niet standvastig blijven in devotionele dienst aan de Heer. Geloof is daarom een zeer belangrijke factor om vooruitgang te maken in Kṛṣṇa-bewustzijn.


Volgens het Caitanya-caritāmṛta is geloof de vaste overtuiging dat men alle perfectie kan bereiken door eenvoudig de Allerhoogste Heer, Śrī Kṛṣṇa, te dienen. Dat wordt waar geloof genoemd. Het Śrīmad-Bhāga-vatam (4.31.14) legt uit dat
Volgens het ''Caitanya-caritāmṛta'' is geloof de vaste overtuiging dat men alle perfectie kan bereiken door eenvoudig de Allerhoogste Heer, Śrī Kṛṣṇa, te dienen. Dat wordt waar geloof genoemd. Het ''Śrīmad-Bhāgavatam'' (4.31.14) legt uit dat


:''yathā taror mūla-niṣecanena, tṛpyanti tat-skandha-bhujopaśākhāḥ''
:''yathā taror mūla-niṣecanena''
:''prāṇopahārāc ca yathendriyāṇāṁ, tathaiva sarvārhaṇam acyutejyā''
:''tṛpyanti tat-skandha-bhujopaśākhāḥ''
:''prāṇopahārāc ca yathendriyāṇāṁ''
:''tathaiva sarvārhaṇam acyutejyā''


‘Door water te geven aan de wortel van een boom, stelt men de takken, twijgen en bladeren tevreden, en door de maag van voedsel te voorzien stelt men alle zintuigen tevreden. Op dezelfde manier kan iemand door transcendentale dienst aan de Allerhoogste vanzelf alle halfgoden en alle andere levende wezens tevredenstellen.’
‘Door water te geven aan de wortel van een boom, stelt men de takken, twijgen en bladeren tevreden, en door de maag van voedsel te voorzien stelt men alle zintuigen tevreden. Op dezelfde manier kan iemand door transcendentale dienst aan de Allerhoogste vanzelf alle halfgoden en alle andere levende wezens tevredenstellen.’


Men moet daarom na het lezen van de Bhagavad-gītā prompt tot haar conclusie komen: alle andere bezigheden opgeven en zich toeleggen op de dienst aan de Allerhoogste Heer, Kṛṣṇa, de Persoonlijkheid Gods. Wanneer iemand overtuigd is van deze levensfilosofie, dan is dat geloof.
Men moet daarom na het lezen van de ''Bhagavad-gītā'' prompt tot haar conclusie komen: alle andere bezigheden opgeven en zich toeleggen op de dienst aan de Allerhoogste Heer, Kṛṣṇa, de Persoonlijkheid Gods. Wanneer iemand overtuigd is van deze levensfilosofie, dan is dat geloof.


Het ontwikkelen van dat geloof is het proces van Kṛṣṇa-bewustzijn. Er bestaan drie categorieën van Kṛṣṇa-bewuste personen. Zij die geen geloof hebben, horen bij de derde categorie. Ook al zijn ze officieel met devotionele dienst bezig, ze kunnen het hoogste niveau van perfectie niet bereiken. Hoogstwaarschijnlijk zullen ze na enige tijd een misstap begaan. Ze kunnen met devotionele dienst beginnen, maar omdat hun overtuiging en geloof niet volledig zijn, is het voor hen zeer moeilijk om door te gaan in Kṛṣṇa-bewustzijn. Tijdens het uitvoeren van onze missionaire activiteiten hebben we ervaren dat sommige mensen naar voren komen en zich met een verborgen motivatie op het Kṛṣṇa-bewustzijn toeleggen. Maar zodra ze er economisch gezien een beetje goed voor staan, geven ze het proces op en gaan ze zich weer bezighouden met hun vroegere activiteiten. Alleen door geloof kan men vooruitgang maken in Kṛṣṇa-bewustzijn.
Het ontwikkelen van dat geloof is het proces van Kṛṣṇa-bewustzijn. Er bestaan drie categorieën van Kṛṣṇa-bewuste personen. Zij die geen geloof hebben, horen bij de derde categorie. Ook al zijn ze officieel met devotionele dienst bezig, ze kunnen het hoogste niveau van perfectie niet bereiken. Hoogstwaarschijnlijk zullen ze na enige tijd een misstap begaan. Ze kunnen met devotionele dienst beginnen, maar omdat hun overtuiging en geloof niet volledig zijn, is het voor hen zeer moeilijk om door te gaan in Kṛṣṇa-bewustzijn. Tijdens het uitvoeren van onze missionaire activiteiten hebben we ervaren dat sommige mensen naar voren komen en zich met een verborgen motivatie op het Kṛṣṇa-bewustzijn toeleggen. Maar zodra ze er economisch gezien een beetje goed voor staan, geven ze het proces op en gaan ze zich weer bezighouden met hun vroegere activiteiten. Alleen door geloof kan men vooruitgang maken in Kṛṣṇa-bewustzijn.


Wie goed bekend is met de literatuur over devotionele dienst en het niveau  
Wie goed bekend is met de literatuur over devotionele dienst en het niveau  
van vast geloof bereikt heeft, wordt tot de eerste categorie van het Kṛṣṇa-bewustzijn gerekend wat betreft de ontwikkeling van geloof. En in de tweede categorie bevinden zich degenen die niet zo ver gevorderd zijn in hun begrip van de literatuur over devotionele dienst, maar die van nature een vast geloof hebben dat kṛṣṇa-bhakti of dienst aan Kṛṣṇa het beste pad is en er daarom in goed vertrouwen mee begonnen zijn. Zij staan hoger dan personen uit de derde categorie, die geen perfecte kennis hebben van de heilige teksten en evenmin een vast geloof hebben, maar die door goed gezelschap en uit eenvoud proberen te volgen.
van vast geloof bereikt heeft, wordt tot de eerste categorie van het Kṛṣṇa-bewustzijn gerekend wat betreft de ontwikkeling van geloof. En in de tweede categorie bevinden zich degenen die niet zo ver gevorderd zijn in hun begrip van de literatuur over devotionele dienst, maar die van nature een vast geloof hebben dat ''kṛṣṇa-bhakti'' of dienst aan Kṛṣṇa het beste pad is en er daarom in goed vertrouwen mee begonnen zijn. Zij staan hoger dan personen uit de derde categorie, die geen perfecte kennis hebben van de heilige teksten en evenmin een vast geloof hebben, maar die door goed gezelschap en uit eenvoud proberen te volgen.


Een derdeklastoegewijde kan terugvallen, maar iemand die tot de tweede categorie behoort, valt niet terug, en voor de eersteklastoegewijde is het uitgesloten dat hij terugvalt. Iemand in de eerste categorie zal zeker vooruitgang maken en uiteindelijk het resultaat bereiken. Hoewel iemand in de derde categorie van Kṛṣṇa-bewuste personen gelooft dat devotionele dienst aan Kṛṣṇa iets goeds is, heeft hij door studie van heilige teksten, zoals het Śrīmad-Bhāgavatam en de Bhagavad-gītā,
Een derdeklas toegewijde kan terugvallen, maar iemand die tot de tweede categorie behoort, valt niet terug, en voor de eersteklas toegewijde is het uitgesloten dat hij terugvalt. Iemand in de eerste categorie zal zeker vooruitgang maken en uiteindelijk het resultaat bereiken. Hoewel iemand in de derde categorie van Kṛṣṇa-bewuste personen gelooft dat devotionele dienst aan Kṛṣṇa iets goeds is, heeft hij door studie van heilige teksten, zoals het ''Śrīmad-Bhāgavatam'' en de ''Bhagavad-gītā'', toch niet voldoende kennis over Kṛṣṇa ontwikkeld. Soms zijn deze derdeklas toegewijden enigszins geneigd tot ''karma-yoga'' of ''jñāna-yoga'' en soms zijn ze verward, maar zodra de onzuiverheden van ''karma-yoga'' of ''jñāna-yoga'' vernietigd zijn, horen ze bij de tweede of eerste categorie van Kṛṣṇa-bewuste personen.
toch niet voldoende kennis over Kṛṣṇa ontwikkeld. Soms zijn deze derdeklas-toegewijden enigszins geneigd tot karma-yoga of jñāna-yoga en soms zijn ze verward, maar zodra de onzuiverheden van karma-yoga of jñāna-yoga vernietigd zijn, horen ze bij de tweede of eerste categorie van Kṛṣṇa-bewuste personen.


Geloof in Kṛṣṇa wordt ook in het Śrīmad-Bhāgavatam beschreven en wordt in drie niveaus onderverdeeld. Eersteklas-, tweedeklas- en derdeklas-gehechtheid worden ook in het Śrīmad-Bhāgavatam beschreven, namelijk in het elfde canto. Zij die geen geloof hebben, zelfs nadat ze over Kṛṣṇa en de voortreffelijkheid van devotionele dienst gehoord hebben, en die denken dat het allemaal maar loftuitingen zijn, vinden het pad heel moeilijk, zelfs wanneer ze zogenaamd met devotionele dienst bezig zijn. Voor hen bestaat er heel weinig hoop op het bereiken van perfectie. Geloof is dus zeer belangrijk in devotionele dienst.
Geloof in Kṛṣṇa wordt ook in het ''Śrīmad-Bhāgavatam'' beschreven en wordt in drie niveaus onderverdeeld. Eersteklas-, tweedeklas- en derdeklas-gehechtheid worden ook in het ''Śrīmad-Bhāgavatam'' beschreven, namelijk in het elfde canto. Zij die geen geloof hebben, zelfs nadat ze over Kṛṣṇa en de voortreffelijkheid van devotionele dienst gehoord hebben, en die denken dat het allemaal maar loftuitingen zijn, vinden het pad heel moeilijk, zelfs wanneer ze zogenaamd met devotionele dienst bezig zijn. Voor hen bestaat er heel weinig hoop op het bereiken van perfectie. Geloof is dus zeer belangrijk in devotionele dienst.
</div>
</div>



Latest revision as of 13:32, 28 June 2018

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 3

अश्रद्दधानाः पुरुषा धर्मस्यास्य परन्तप ।
अप्राप्य मां निवर्तन्ते मृत्युसंसारवर्त्मनि ॥३॥
aśraddadhānāḥ puruṣā
dharmasyāsya parantapa
aprāpya māṁ nivartante
mṛtyu-saṁsāra-vartmani

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

aśraddadhānāḥ — zij die geen geloof hebben; puruṣāḥ — zulke personen; dharmasya — in het religieuze proces; asya — dit; parantapa — o doder van de vijand; aprāpya — zonder te verwerven; mām — Mij; nivartante — terugkomen; mṛtyu — van de dood; saṁsāra — in het materiële bestaan; vartmani — op het pad.

VERTALING

Zij die geen geloof hebben in deze devotionele dienst kunnen Me niet bereiken, o overwinnaar van de vijand, en keren daarom terug naar het pad van geboorte en dood in deze materiële wereld.

COMMENTAAR

Degenen zonder geloof kunnen dit proces van devotionele dienst niet succesvol beoefenen; dat is de betekenis van dit vers. Geloof ontstaat door omgang met toegewijden. Ook al hebben onfortuinlijke mensen al het bewijsmateriaal uit de Vedische literatuur van grote persoonlijkheden gehoord, dan nog hebben ze geen geloof in God. Ze zijn weifelachtig en kunnen niet standvastig blijven in devotionele dienst aan de Heer. Geloof is daarom een zeer belangrijke factor om vooruitgang te maken in Kṛṣṇa-bewustzijn.

Volgens het Caitanya-caritāmṛta is geloof de vaste overtuiging dat men alle perfectie kan bereiken door eenvoudig de Allerhoogste Heer, Śrī Kṛṣṇa, te dienen. Dat wordt waar geloof genoemd. Het Śrīmad-Bhāgavatam (4.31.14) legt uit dat

yathā taror mūla-niṣecanena
tṛpyanti tat-skandha-bhujopaśākhāḥ
prāṇopahārāc ca yathendriyāṇāṁ
tathaiva sarvārhaṇam acyutejyā

‘Door water te geven aan de wortel van een boom, stelt men de takken, twijgen en bladeren tevreden, en door de maag van voedsel te voorzien stelt men alle zintuigen tevreden. Op dezelfde manier kan iemand door transcendentale dienst aan de Allerhoogste vanzelf alle halfgoden en alle andere levende wezens tevredenstellen.’

Men moet daarom na het lezen van de Bhagavad-gītā prompt tot haar conclusie komen: alle andere bezigheden opgeven en zich toeleggen op de dienst aan de Allerhoogste Heer, Kṛṣṇa, de Persoonlijkheid Gods. Wanneer iemand overtuigd is van deze levensfilosofie, dan is dat geloof.

Het ontwikkelen van dat geloof is het proces van Kṛṣṇa-bewustzijn. Er bestaan drie categorieën van Kṛṣṇa-bewuste personen. Zij die geen geloof hebben, horen bij de derde categorie. Ook al zijn ze officieel met devotionele dienst bezig, ze kunnen het hoogste niveau van perfectie niet bereiken. Hoogstwaarschijnlijk zullen ze na enige tijd een misstap begaan. Ze kunnen met devotionele dienst beginnen, maar omdat hun overtuiging en geloof niet volledig zijn, is het voor hen zeer moeilijk om door te gaan in Kṛṣṇa-bewustzijn. Tijdens het uitvoeren van onze missionaire activiteiten hebben we ervaren dat sommige mensen naar voren komen en zich met een verborgen motivatie op het Kṛṣṇa-bewustzijn toeleggen. Maar zodra ze er economisch gezien een beetje goed voor staan, geven ze het proces op en gaan ze zich weer bezighouden met hun vroegere activiteiten. Alleen door geloof kan men vooruitgang maken in Kṛṣṇa-bewustzijn.

Wie goed bekend is met de literatuur over devotionele dienst en het niveau van vast geloof bereikt heeft, wordt tot de eerste categorie van het Kṛṣṇa-bewustzijn gerekend wat betreft de ontwikkeling van geloof. En in de tweede categorie bevinden zich degenen die niet zo ver gevorderd zijn in hun begrip van de literatuur over devotionele dienst, maar die van nature een vast geloof hebben dat kṛṣṇa-bhakti of dienst aan Kṛṣṇa het beste pad is en er daarom in goed vertrouwen mee begonnen zijn. Zij staan hoger dan personen uit de derde categorie, die geen perfecte kennis hebben van de heilige teksten en evenmin een vast geloof hebben, maar die door goed gezelschap en uit eenvoud proberen te volgen.

Een derdeklas toegewijde kan terugvallen, maar iemand die tot de tweede categorie behoort, valt niet terug, en voor de eersteklas toegewijde is het uitgesloten dat hij terugvalt. Iemand in de eerste categorie zal zeker vooruitgang maken en uiteindelijk het resultaat bereiken. Hoewel iemand in de derde categorie van Kṛṣṇa-bewuste personen gelooft dat devotionele dienst aan Kṛṣṇa iets goeds is, heeft hij door studie van heilige teksten, zoals het Śrīmad-Bhāgavatam en de Bhagavad-gītā, toch niet voldoende kennis over Kṛṣṇa ontwikkeld. Soms zijn deze derdeklas toegewijden enigszins geneigd tot karma-yoga of jñāna-yoga en soms zijn ze verward, maar zodra de onzuiverheden van karma-yoga of jñāna-yoga vernietigd zijn, horen ze bij de tweede of eerste categorie van Kṛṣṇa-bewuste personen.

Geloof in Kṛṣṇa wordt ook in het Śrīmad-Bhāgavatam beschreven en wordt in drie niveaus onderverdeeld. Eersteklas-, tweedeklas- en derdeklas-gehechtheid worden ook in het Śrīmad-Bhāgavatam beschreven, namelijk in het elfde canto. Zij die geen geloof hebben, zelfs nadat ze over Kṛṣṇa en de voortreffelijkheid van devotionele dienst gehoord hebben, en die denken dat het allemaal maar loftuitingen zijn, vinden het pad heel moeilijk, zelfs wanneer ze zogenaamd met devotionele dienst bezig zijn. Voor hen bestaat er heel weinig hoop op het bereiken van perfectie. Geloof is dus zeer belangrijk in devotionele dienst.