NL/BG 12.13-14: Difference between revisions
(Bhagavad-gita Compile Form edit) |
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists) |
||
Line 2: | Line 2: | ||
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 12| Hoofdstuk 12: Devotionele dienst]]'''</div> | <div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 12| Hoofdstuk 12: Devotionele dienst]]'''</div> | ||
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 12.12| BG 12.12]] '''[[NL/BG 12.12|BG 12.12]] - [[NL/BG 12.15|BG 12.15]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 12.15| BG 12.15]]</div> | <div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 12.12| BG 12.12]] '''[[NL/BG 12.12|BG 12.12]] - [[NL/BG 12.15|BG 12.15]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 12.15| BG 12.15]]</div> | ||
{{ | {{RandomImage|Dutch}} | ||
==== VERS 13-14 ==== | ==== VERS 13-14 ==== | ||
<div class="devanagari"> | |||
:अद्वेष्टा सर्वभूतानां मैत्रः करुण एव च । | |||
:निर्ममो निरहङ्कारः समदुःखसुखः क्षमी ॥१३॥ | |||
:सन्तुष्टः सततं योगी यतात्मा दृढनिश्चयः । | |||
:मय्यर्पितमनोबुद्धिर्यो मद्भक्तः स मे प्रियः ॥१४॥ | |||
</div> | |||
<div class="verse"> | <div class="verse"> | ||
: | :adveṣṭā sarva-bhūtānāṁ | ||
: | :maitraḥ karuṇa eva ca | ||
:nirmamo nirahaṅkāraḥ | |||
:sama-duḥkha-sukhaḥ kṣamī | |||
:santuṣṭaḥ satataṁ yogī | |||
:yatātmā dṛḍha-niścayaḥ | |||
:mayy arpita-mano-buddhir | |||
:yo mad-bhaktaḥ sa me priyaḥ | |||
</div> | </div> | ||
Line 18: | Line 29: | ||
<div class="synonyms"> | <div class="synonyms"> | ||
adveṣṭā — niet vijandig; sarva-bhūtānām — naar alle levende wezens; maitraḥ — vriendelijk; karuṇaḥ — goedaardig; eva — zeker; ca — en; nirmamaḥ — zonder gevoelens van eigenaarschap; nirahaṅkāraḥ — zonder vals ego; sama — gelijkmoedig; duḥkha — in ellende; sukhaḥ — en geluk; kṣamī — vergevens-gezind; santuṣṭaḥ — tevreden; satatam — altijd; yogī — iemand die devotionele dienst verricht; yata-ātmā — zelfbeheerst; dṛḍha-niścayaḥ — met vastberaden-heid; mayi — op Mij; arpita — bezig met; manaḥ — geest; buddhiḥ — en intelligentie; yaḥ — iemand die; mat-bhaktaḥ — Mijn toegewijde; saḥ — hij; me — Mij; priyaḥ — dierbaar. | ''adveṣṭā'' — niet vijandig; ''sarva-bhūtānām'' — naar alle levende wezens; ''maitraḥ'' — vriendelijk; ''karuṇaḥ'' — goedaardig; ''eva'' — zeker; ''ca'' — en; ''nirmamaḥ'' — zonder gevoelens van eigenaarschap; ''nirahaṅkāraḥ'' — zonder vals ego; ''sama'' — gelijkmoedig; ''duḥkha'' — in ellende; ''sukhaḥ'' — en geluk; ''kṣamī'' — vergevens-gezind; ''santuṣṭaḥ'' — tevreden; ''satatam'' — altijd; ''yogī'' — iemand die devotionele dienst verricht; ''yata-ātmā'' — zelfbeheerst; ''dṛḍha-niścayaḥ'' — met vastberaden-heid; ''mayi'' — op Mij; ''arpita'' — bezig met; ''manaḥ'' — geest; ''buddhiḥ'' — en intelligentie; ''yaḥ'' — iemand die; ''mat-bhaktaḥ'' — Mijn toegewijde; ''saḥ'' — hij; ''me'' — Mij; ''priyaḥ'' — dierbaar. | ||
</div> | </div> | ||
Line 30: | Line 41: | ||
<div class="purport"> | <div class="purport"> | ||
Terugkomend op het punt van zuivere devotionele dienst beschrijft de Heer in deze twee verzen de transcendentale eigenschappen van een zuivere toegewijde. Een zuivere toegewijde is onder geen enkele omstandigheid verstoord. Hij is evenmin iemand anders vijandig gezind. En evenmin wordt de toegewijde de vijand van zijn vijand. Hij denkt: ‘Deze persoon gedraagt zich als mijn vijand door mijn eigen wandaden in het verleden. Het is daarom beter te lijden dan te protesteren.’ In het Śrīmad-Bhāgavatam (10.14.8) wordt gezegd: tat te ’nukampāṁ susamī-kṣamāṇo bhuñjāna evātma-kṛtaṁ vipākam. Telkens wanneer een toegewijde lijdt of in moeilijkheden raakt, ziet hij dat als de genade van de Heer. Hij denkt: ‘Door mijn vroegere wandaden zou ik veel, veel meer moeten lijden dan ik nu doe. Het is dus door de genade van de Allerhoogste Heer dat ik niet alle straf krijg die ik verdien. Door de genade van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods krijg ik alleen maar een beetje.’ Hij is daarom altijd kalm, zwijgzaam en geduldig, ondanks veel moeilijke of pijnlijke omstandigheden. Een toegewijde is verder altijd vriendelijk voor iedereen, zelfs voor zijn vijand. | Terugkomend op het punt van zuivere devotionele dienst beschrijft de Heer in deze twee verzen de transcendentale eigenschappen van een zuivere toegewijde. Een zuivere toegewijde is onder geen enkele omstandigheid verstoord. Hij is evenmin iemand anders vijandig gezind. En evenmin wordt de toegewijde de vijand van zijn vijand. Hij denkt: ‘Deze persoon gedraagt zich als mijn vijand door mijn eigen wandaden in het verleden. Het is daarom beter te lijden dan te protesteren.’ In het ''Śrīmad-Bhāgavatam'' (10.14.8) wordt gezegd: ''tat te ’nukampāṁ susamī-kṣamāṇo bhuñjāna evātma-kṛtaṁ vipākam''. Telkens wanneer een toegewijde lijdt of in moeilijkheden raakt, ziet hij dat als de genade van de Heer. Hij denkt: ‘Door mijn vroegere wandaden zou ik veel, veel meer moeten lijden dan ik nu doe. Het is dus door de genade van de Allerhoogste Heer dat ik niet alle straf krijg die ik verdien. Door de genade van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods krijg ik alleen maar een beetje.’ Hij is daarom altijd kalm, zwijgzaam en geduldig, ondanks veel moeilijke of pijnlijke omstandigheden. Een toegewijde is verder altijd vriendelijk voor iedereen, zelfs voor zijn vijand. | ||
Nirmama betekent dat een toegewijde niet veel belang hecht aan de pijn en problemen die te maken hebben met het lichaam, omdat hij heel goed weet dat hij dit materiële lichaam niet is. Hij identificeert zich niet met dit lichaam; daarom is hij vrij van vals ego en gelijkmoedig in geluk en verdriet. Hij is verdraagzaam en tevreden met alles wat door de genade van de Allerhoogste Heer op zijn pad komt. Hij is er nooit op uit om iets door grote inspanningen te bereiken; daarom is hij altijd vrolijk. Hij is de perfecte mysticus, want hij is verankerd in de instructies die hij van de spiritueel leraar gekregen heeft, en omdat hij zijn zintuigen onder controle heeft, is hij vastberaden. Hij wordt niet door ongeldige argumenten op andere gedachten gebracht, omdat niemand hem van zijn sterke vastberadenheid om devotionele dienst te verrichten kan afbrengen. Hij is er volledig van doordrongen dat Kṛṣṇa de eeuwige Heer is en daarom kan niemand hem verstoren. Al deze eigenschappen stellen hem in staat zijn geest en intelligentie volkomen op de Allerhoogste Heer te concentreren. Zo’n niveau van devotionele dienst is ongetwijfeld heel zeldzaam, maar een toegewijde komt tot dat niveau door de regulerende principes van devotionele dienst te volgen. Bovendien zegt de Heer dat zo’n toegewijde Hem zeer dierbaar is, want de Heer is altijd tevreden met al zijn activiteiten in volledig Kṛṣṇa-bewustzijn. | ''Nirmama'' betekent dat een toegewijde niet veel belang hecht aan de pijn en problemen die te maken hebben met het lichaam, omdat hij heel goed weet dat hij dit materiële lichaam niet is. Hij identificeert zich niet met dit lichaam; daarom is hij vrij van vals ego en gelijkmoedig in geluk en verdriet. Hij is verdraagzaam en tevreden met alles wat door de genade van de Allerhoogste Heer op zijn pad komt. Hij is er nooit op uit om iets door grote inspanningen te bereiken; daarom is hij altijd vrolijk. Hij is de perfecte mysticus, want hij is verankerd in de instructies die hij van de spiritueel leraar gekregen heeft, en omdat hij zijn zintuigen onder controle heeft, is hij vastberaden. Hij wordt niet door ongeldige argumenten op andere gedachten gebracht, omdat niemand hem van zijn sterke vastberadenheid om devotionele dienst te verrichten kan afbrengen. Hij is er volledig van doordrongen dat Kṛṣṇa de eeuwige Heer is en daarom kan niemand hem verstoren. Al deze eigenschappen stellen hem in staat zijn geest en intelligentie volkomen op de Allerhoogste Heer te concentreren. Zo’n niveau van devotionele dienst is ongetwijfeld heel zeldzaam, maar een toegewijde komt tot dat niveau door de regulerende principes van devotionele dienst te volgen. Bovendien zegt de Heer dat zo’n toegewijde Hem zeer dierbaar is, want de Heer is altijd tevreden met al zijn activiteiten in volledig Kṛṣṇa-bewustzijn. | ||
</div> | </div> | ||
Latest revision as of 11:52, 28 June 2018
VERS 13-14
- अद्वेष्टा सर्वभूतानां मैत्रः करुण एव च ।
- निर्ममो निरहङ्कारः समदुःखसुखः क्षमी ॥१३॥
- सन्तुष्टः सततं योगी यतात्मा दृढनिश्चयः ।
- मय्यर्पितमनोबुद्धिर्यो मद्भक्तः स मे प्रियः ॥१४॥
- adveṣṭā sarva-bhūtānāṁ
- maitraḥ karuṇa eva ca
- nirmamo nirahaṅkāraḥ
- sama-duḥkha-sukhaḥ kṣamī
- santuṣṭaḥ satataṁ yogī
- yatātmā dṛḍha-niścayaḥ
- mayy arpita-mano-buddhir
- yo mad-bhaktaḥ sa me priyaḥ
WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN
adveṣṭā — niet vijandig; sarva-bhūtānām — naar alle levende wezens; maitraḥ — vriendelijk; karuṇaḥ — goedaardig; eva — zeker; ca — en; nirmamaḥ — zonder gevoelens van eigenaarschap; nirahaṅkāraḥ — zonder vals ego; sama — gelijkmoedig; duḥkha — in ellende; sukhaḥ — en geluk; kṣamī — vergevens-gezind; santuṣṭaḥ — tevreden; satatam — altijd; yogī — iemand die devotionele dienst verricht; yata-ātmā — zelfbeheerst; dṛḍha-niścayaḥ — met vastberaden-heid; mayi — op Mij; arpita — bezig met; manaḥ — geest; buddhiḥ — en intelligentie; yaḥ — iemand die; mat-bhaktaḥ — Mijn toegewijde; saḥ — hij; me — Mij; priyaḥ — dierbaar.
VERTALING
Hij die niet vijandig is, maar een goede vriend is van alle levende wezens, die zichzelf niet als een eigenaar beschouwt en vrij is van vals ego, die zowel in geluk als ellende gelijkmoedig blijft, die verdraagzaam, altijd tevreden en beheerst is, die met vastberadenheid en met zijn geest en intelligentie op Mij gericht devotionele dienst verricht — zo’n toegewijde van Mij is Me zeer dierbaar.
COMMENTAAR
Terugkomend op het punt van zuivere devotionele dienst beschrijft de Heer in deze twee verzen de transcendentale eigenschappen van een zuivere toegewijde. Een zuivere toegewijde is onder geen enkele omstandigheid verstoord. Hij is evenmin iemand anders vijandig gezind. En evenmin wordt de toegewijde de vijand van zijn vijand. Hij denkt: ‘Deze persoon gedraagt zich als mijn vijand door mijn eigen wandaden in het verleden. Het is daarom beter te lijden dan te protesteren.’ In het Śrīmad-Bhāgavatam (10.14.8) wordt gezegd: tat te ’nukampāṁ susamī-kṣamāṇo bhuñjāna evātma-kṛtaṁ vipākam. Telkens wanneer een toegewijde lijdt of in moeilijkheden raakt, ziet hij dat als de genade van de Heer. Hij denkt: ‘Door mijn vroegere wandaden zou ik veel, veel meer moeten lijden dan ik nu doe. Het is dus door de genade van de Allerhoogste Heer dat ik niet alle straf krijg die ik verdien. Door de genade van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods krijg ik alleen maar een beetje.’ Hij is daarom altijd kalm, zwijgzaam en geduldig, ondanks veel moeilijke of pijnlijke omstandigheden. Een toegewijde is verder altijd vriendelijk voor iedereen, zelfs voor zijn vijand.
Nirmama betekent dat een toegewijde niet veel belang hecht aan de pijn en problemen die te maken hebben met het lichaam, omdat hij heel goed weet dat hij dit materiële lichaam niet is. Hij identificeert zich niet met dit lichaam; daarom is hij vrij van vals ego en gelijkmoedig in geluk en verdriet. Hij is verdraagzaam en tevreden met alles wat door de genade van de Allerhoogste Heer op zijn pad komt. Hij is er nooit op uit om iets door grote inspanningen te bereiken; daarom is hij altijd vrolijk. Hij is de perfecte mysticus, want hij is verankerd in de instructies die hij van de spiritueel leraar gekregen heeft, en omdat hij zijn zintuigen onder controle heeft, is hij vastberaden. Hij wordt niet door ongeldige argumenten op andere gedachten gebracht, omdat niemand hem van zijn sterke vastberadenheid om devotionele dienst te verrichten kan afbrengen. Hij is er volledig van doordrongen dat Kṛṣṇa de eeuwige Heer is en daarom kan niemand hem verstoren. Al deze eigenschappen stellen hem in staat zijn geest en intelligentie volkomen op de Allerhoogste Heer te concentreren. Zo’n niveau van devotionele dienst is ongetwijfeld heel zeldzaam, maar een toegewijde komt tot dat niveau door de regulerende principes van devotionele dienst te volgen. Bovendien zegt de Heer dat zo’n toegewijde Hem zeer dierbaar is, want de Heer is altijd tevreden met al zijn activiteiten in volledig Kṛṣṇa-bewustzijn.