NL/BG 18.62: Difference between revisions

(Bhagavad-gita Compile Form edit)
 
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists)
 
Line 2: Line 2:
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 18| Hoofdstuk 18: Conclusie: De volmaaktheid van onthechting]]'''</div>
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 18| Hoofdstuk 18: Conclusie: De volmaaktheid van onthechting]]'''</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 18.61| BG 18.61]] '''[[NL/BG 18.61|BG 18.61]] - [[NL/BG 18.63|BG 18.63]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 18.63| BG 18.63]]</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 18.61| BG 18.61]] '''[[NL/BG 18.61|BG 18.61]] - [[NL/BG 18.63|BG 18.63]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 18.63| BG 18.63]]</div>
{{RandomImageRU}}
{{RandomImage|Dutch}}


==== VERS 62 ====
==== VERS 62 ====
<div class="devanagari">
:तमेव शरणं गच्छ सर्वभावेन भारत ।
:तत्प्रसादात्परां शान्तिं स्थानं प्राप्स्यसि शाश्वतम् ॥६२॥
</div>


<div class="verse">
<div class="verse">
:''tam eva śaraṇaṁ gaccha, sarva-bhāvena bhārata''
:tam eva śaraṇaṁ gaccha
:''tat-prasādāt parāṁ śāntiṁ, sthānaṁ prāpsyasi śāśvatam''
:sarva-bhāvena bhārata
 
:tat-prasādāt parāṁ śāntiṁ
:sthānaṁ prāpsyasi śāśvatam
</div>
</div>


Line 15: Line 21:


<div class="synonyms">
<div class="synonyms">
tam — aan Hem; eva — zeker; śaraṇam gaccha — geef je over; sarva-bhāvena — in alle opzichten; bhārata — o afstammeling van Bharata; tat-prasādāt — door Zijn genade; parām — transcendentale; śāntim — vrede; sthānam — de verblijfplaats; prāpsyasi — je zult bereiken; śāśvatam — eeuwige.
''tam'' — aan Hem; ''eva'' — zeker; ''śaraṇam gaccha'' — geef je over; ''sarva-bhāvena'' — in alle opzichten; ''bhārata'' — o afstammeling van Bharata; ''tat-prasādāt'' — door Zijn genade; ''parām'' — transcendentale; ''śāntim'' — vrede; ''sthānam'' — de verblijfplaats; ''prāpsyasi'' — je zult bereiken; ''śāśvatam'' — eeuwige.
</div>
</div>


Line 29: Line 35:
Een levend wezen moet zich dus overgeven aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die in ieders hart aanwezig is, en daardoor zal het bevrijd worden van alle soorten ellende in het materiële bestaan. Door deze overgave zal men niet alleen bevrijd worden van alle ellende in dit leven, maar aan het eind zal men de Allerhoogste God bereiken.
Een levend wezen moet zich dus overgeven aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die in ieders hart aanwezig is, en daardoor zal het bevrijd worden van alle soorten ellende in het materiële bestaan. Door deze overgave zal men niet alleen bevrijd worden van alle ellende in dit leven, maar aan het eind zal men de Allerhoogste God bereiken.


In de Vedische literatuur (Ṛg-veda 1.22.20) wordt de transcendentale wereld beschreven als tad viṣṇoḥ paramaṁ padam. Omdat de hele schepping het koninkrijk van God is, is alles wat materieel is eigenlijk spiritueel, maar paramaṁ padam verwijst in het bijzonder naar de eeuwige verblijfplaats, die de spirituele hemel of Vaikuṇṭha wordt genoemd.
In de Vedische literatuur (''Ṛg-veda'' 1.22.20) wordt de transcendentale wereld beschreven als ''tad viṣṇoḥ paramaṁ padam''. Omdat de hele schepping het koninkrijk van God is, is alles wat materieel is eigenlijk spiritueel, maar ''paramaṁ padam'' verwijst in het bijzonder naar de eeuwige verblijfplaats, die de spirituele hemel of Vaikuṇṭha wordt genoemd.


In het vijftiende hoofdstuk van de Bhagavad-gītā wordt gezegd: sarvasya cāhaṁ hṛdi sanniviṣṭaḥ — de Heer is aanwezig in ieders hart. De aanbeveling dat men zich moet overgeven aan de Superziel die binnenin aanwezig is, betekent dus dat men zich aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa moet overgeven. Kṛṣṇa werd door Arjuna al aanvaard als de Allerhoogste; in het tiende hoofdstuk werd Hij aanvaard als paraṁ brahma paraṁ dhāma. Arjuna heeft Kṛṣṇa aanvaard als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en de allerhoogste verblijfplaats van alle levende wezens. Hij deed dat niet alleen op grond van zijn persoonlijke ervaring, maar ook op basis van de verklaringen van grote gezaghebbende personen zoals Nārada, Asita, Devala en Vyāsa.
In het vijftiende hoofdstuk van de ''Bhagavad-gītā'' wordt gezegd: ''sarvasya cāhaṁ hṛdi sanniviṣṭaḥ'' — de Heer is aanwezig in ieders hart. De aanbeveling dat men zich moet overgeven aan de Superziel die binnenin aanwezig is, betekent dus dat men zich aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa moet overgeven. Kṛṣṇa werd door Arjuna al aanvaard als de Allerhoogste; in het tiende hoofdstuk werd Hij aanvaard als ''paraṁ brahma paraṁ dhāma''. Arjuna heeft Kṛṣṇa aanvaard als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en de allerhoogste verblijfplaats van alle levende wezens. Hij deed dat niet alleen op grond van zijn persoonlijke ervaring, maar ook op basis van de verklaringen van grote gezaghebbende personen zoals Nārada, Asita, Devala en Vyāsa.
</div>
</div>



Latest revision as of 12:24, 28 June 2018

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 62

तमेव शरणं गच्छ सर्वभावेन भारत ।
तत्प्रसादात्परां शान्तिं स्थानं प्राप्स्यसि शाश्वतम् ॥६२॥
tam eva śaraṇaṁ gaccha
sarva-bhāvena bhārata
tat-prasādāt parāṁ śāntiṁ
sthānaṁ prāpsyasi śāśvatam

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

tam — aan Hem; eva — zeker; śaraṇam gaccha — geef je over; sarva-bhāvena — in alle opzichten; bhārata — o afstammeling van Bharata; tat-prasādāt — door Zijn genade; parām — transcendentale; śāntim — vrede; sthānam — de verblijfplaats; prāpsyasi — je zult bereiken; śāśvatam — eeuwige.

VERTALING

O afstammeling van Bharata, geef je volledig aan Hem over. Door Zijn genade zul je transcendentale vrede vinden en het allerhoogste, eeuwige koninkrijk bereiken.

COMMENTAAR

Een levend wezen moet zich dus overgeven aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die in ieders hart aanwezig is, en daardoor zal het bevrijd worden van alle soorten ellende in het materiële bestaan. Door deze overgave zal men niet alleen bevrijd worden van alle ellende in dit leven, maar aan het eind zal men de Allerhoogste God bereiken.

In de Vedische literatuur (Ṛg-veda 1.22.20) wordt de transcendentale wereld beschreven als tad viṣṇoḥ paramaṁ padam. Omdat de hele schepping het koninkrijk van God is, is alles wat materieel is eigenlijk spiritueel, maar paramaṁ padam verwijst in het bijzonder naar de eeuwige verblijfplaats, die de spirituele hemel of Vaikuṇṭha wordt genoemd.

In het vijftiende hoofdstuk van de Bhagavad-gītā wordt gezegd: sarvasya cāhaṁ hṛdi sanniviṣṭaḥ — de Heer is aanwezig in ieders hart. De aanbeveling dat men zich moet overgeven aan de Superziel die binnenin aanwezig is, betekent dus dat men zich aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa moet overgeven. Kṛṣṇa werd door Arjuna al aanvaard als de Allerhoogste; in het tiende hoofdstuk werd Hij aanvaard als paraṁ brahma paraṁ dhāma. Arjuna heeft Kṛṣṇa aanvaard als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en de allerhoogste verblijfplaats van alle levende wezens. Hij deed dat niet alleen op grond van zijn persoonlijke ervaring, maar ook op basis van de verklaringen van grote gezaghebbende personen zoals Nārada, Asita, Devala en Vyāsa.