NL/BG 2.55: Difference between revisions

(Bhagavad-gita Compile Form edit)
 
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists)
 
Line 1: Line 1:
[[Category:NL/Bhagavad-gītā - Hoofdstuk 2|N55]]
[[Category:NL/Bhagavad-gītā - Hoofdstuk 2|N55]]
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gita zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 2| Hoofdstuk 2: Samenvatting van de Gita]]'''</div>
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 2| Hoofdstuk 2: Samenvatting van de Gita]]'''</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 2.54| BG 2.54]] '''[[NL/BG 2.54|BG 2.54]] - [[NL/BG 2.56|BG 2.56]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 2.56| BG 2.56]]</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 2.54| BG 2.54]] '''[[NL/BG 2.54|BG 2.54]] - [[NL/BG 2.56|BG 2.56]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 2.56| BG 2.56]]</div>
{{RandomImageRU}}
{{RandomImage|Dutch}}


==== TEXT 55 ====
==== VERS 55 ====
 
<div class="devanagari">
:श्रीभगवानुवाच ।
 
:प्रजहाति यदा कामान्सर्वान्पार्थ मनोगतान् ।
:आत्मन्येवात्मना तुष्टः स्थितप्रज्ञस्तदोच्यते ॥५५॥
</div>


<div class="verse">
<div class="verse">
:''śrī-bhagavān uvāca''
:śrī-bhagavān uvāca
:''prajahāti yadā kāmān, sarvān pārtha mano-gatān''
:''ātmany evātmanā tuṣṭaḥ, sthita-prajñas tadocyate''


:prajahāti yadā kāmān
:sarvān pārtha mano-gatān
:ātmany evātmanā tuṣṭaḥ
:sthita-prajñas tadocyate
</div>
</div>


==== Synoniemen ====
==== WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN ====


<div class="synonyms">
<div class="synonyms">
śrī-bhagavān uvāca — de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei; prajahāti — geeft op; yadā — wanneer; kāmān — verlangens naar zinsbevrediging; sarvān — van allerlei soorten; pārtha — o zoon van Pṛthā; manaḥ-gatān — van gedachtespinsels; ātmani — in de zuivere staat van de ziel; eva — zeker; ātmanā — door de gezuiverde geest; tuṣṭaḥ — tevreden; sthita-prajñaḥ — op een transcendentaal niveau bevindend; tadā — dan; ucyate — wordt gezegd.
''śrī-bhagavān uvāca'' — de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei; ''prajahāti'' — geeft op; ''yadā'' — wanneer; ''kāmān'' — verlangens naar zinsbevrediging; ''sarvān'' — van allerlei soorten; ''pārtha'' — o zoon van Pṛthā; ''manaḥ-gatān'' — van gedachtespinsels; ''ātmani'' — in de zuivere staat van de ziel; ''eva'' — zeker; ''ātmanā'' — door de gezuiverde geest; ''tuṣṭaḥ'' — tevreden; ''sthita-prajñaḥ'' — op een transcendentaal niveau bevindend; ''tadā'' — dan; ''ucyate'' — wordt gezegd.
</div>
</div>


==== Vertaling ====
==== VERTALING ====


<div class="translation">
<div class="translation">
Line 25: Line 34:
</div>
</div>


==== Commentaar ====
==== COMMENTAAR ====


<div class="purport">
<div class="purport">
Het Bhāgavatam bevestigt dat ieder persoon die volledig Kṛṣṇa-bewust is of uitsluitend bezig is met devotionele dienst aan de Heer, alle goede eigenschappen van de grote wijzen bezit, terwijl een persoon die zich niet in een transcendentale positie bevindt geen goede kwalificaties heeft, omdat hij ongetwijfeld zijn toevlucht zal zoeken in zijn eigen gedachtespinsels. Er wordt hier dan ook terecht gezegd dat men alle soorten zinsbevrediging, die voortkomen uit gedachtespinsels, moet opgeven. Zulke zinnelijke verlangens kunnen niet kunstmatig gestopt worden, maar als men bezig is met Kṛṣṇa-bewustzijn, dan zullen deze zinnelijke verlangens, zonder externe inspanningen, vanzelf afnemen. Men moet zich daarom zonder te aarzelen toeleggen op het Kṛṣṇa-bewustzijn, omdat deze devotionele dienst iemand onmiddellijk op het niveau van transcendentaal bewustzijn zal brengen. Een zeer gevorderde ziel zal altijd tevreden zijn in zichzelf, doordat hij beseft dat hij een eeuwige dienaar is van de Allerhoogste Heer. Wie zich op zo’n transcendentaal niveau bevindt, heeft geen verlangens die het gevolg zijn van kleingeestig materialisme, integendeel, hij blijft altijd gelukkig in zijn natuurlijke positie waarin hij de Allerhoogste Heer eeuwig dient.
Het ''Bhāgavatam'' bevestigt dat ieder persoon die volledig Kṛṣṇa-bewust is of uitsluitend bezig is met devotionele dienst aan de Heer, alle goede eigenschappen van de grote wijzen bezit, terwijl een persoon die zich niet in een transcendentale positie bevindt geen goede kwalificaties heeft, omdat hij ongetwijfeld zijn toevlucht zal zoeken in zijn eigen gedachtespinsels. Er wordt hier dan ook terecht gezegd dat men alle soorten zinsbevrediging, die voortkomen uit gedachtespinsels, moet opgeven. Zulke zinnelijke verlangens kunnen niet kunstmatig gestopt worden, maar als men bezig is met Kṛṣṇa-bewustzijn, dan zullen deze zinnelijke verlangens, zonder externe inspanningen, vanzelf afnemen. Men moet zich daarom zonder te aarzelen toeleggen op het Kṛṣṇa-bewustzijn, omdat deze devotionele dienst iemand onmiddellijk op het niveau van transcendentaal bewustzijn zal brengen. Een zeer gevorderde ziel zal altijd tevreden zijn in zichzelf, doordat hij beseft dat hij een eeuwige dienaar is van de Allerhoogste Heer. Wie zich op zo’n transcendentaal niveau bevindt, heeft geen verlangens die het gevolg zijn van kleingeestig materialisme, integendeel, hij blijft altijd gelukkig in zijn natuurlijke positie waarin hij de Allerhoogste Heer eeuwig dient.
</div>
</div>



Latest revision as of 12:36, 28 June 2018

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 55

श्रीभगवानुवाच ।
प्रजहाति यदा कामान्सर्वान्पार्थ मनोगतान् ।
आत्मन्येवात्मना तुष्टः स्थितप्रज्ञस्तदोच्यते ॥५५॥
śrī-bhagavān uvāca
prajahāti yadā kāmān
sarvān pārtha mano-gatān
ātmany evātmanā tuṣṭaḥ
sthita-prajñas tadocyate

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

śrī-bhagavān uvāca — de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei; prajahāti — geeft op; yadā — wanneer; kāmān — verlangens naar zinsbevrediging; sarvān — van allerlei soorten; pārtha — o zoon van Pṛthā; manaḥ-gatān — van gedachtespinsels; ātmani — in de zuivere staat van de ziel; eva — zeker; ātmanā — door de gezuiverde geest; tuṣṭaḥ — tevreden; sthita-prajñaḥ — op een transcendentaal niveau bevindend; tadā — dan; ucyate — wordt gezegd.

VERTALING

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: O Pārtha, wanneer iemand het verlangen naar alle soorten van zinsbevrediging, die voortkomen uit gedachtespinsels, opgeeft en wanneer de geest, daardoor gezuiverd, alleen voldoening vindt in het zelf, dan wordt van hem gezegd dat hij zich in zuiver transcendentaal bewustzijn bevindt.

COMMENTAAR

Het Bhāgavatam bevestigt dat ieder persoon die volledig Kṛṣṇa-bewust is of uitsluitend bezig is met devotionele dienst aan de Heer, alle goede eigenschappen van de grote wijzen bezit, terwijl een persoon die zich niet in een transcendentale positie bevindt geen goede kwalificaties heeft, omdat hij ongetwijfeld zijn toevlucht zal zoeken in zijn eigen gedachtespinsels. Er wordt hier dan ook terecht gezegd dat men alle soorten zinsbevrediging, die voortkomen uit gedachtespinsels, moet opgeven. Zulke zinnelijke verlangens kunnen niet kunstmatig gestopt worden, maar als men bezig is met Kṛṣṇa-bewustzijn, dan zullen deze zinnelijke verlangens, zonder externe inspanningen, vanzelf afnemen. Men moet zich daarom zonder te aarzelen toeleggen op het Kṛṣṇa-bewustzijn, omdat deze devotionele dienst iemand onmiddellijk op het niveau van transcendentaal bewustzijn zal brengen. Een zeer gevorderde ziel zal altijd tevreden zijn in zichzelf, doordat hij beseft dat hij een eeuwige dienaar is van de Allerhoogste Heer. Wie zich op zo’n transcendentaal niveau bevindt, heeft geen verlangens die het gevolg zijn van kleingeestig materialisme, integendeel, hij blijft altijd gelukkig in zijn natuurlijke positie waarin hij de Allerhoogste Heer eeuwig dient.