NL/BG 6.10: Difference between revisions

(Bhagavad-gita Compile Form edit)
 
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists)
 
Line 2: Line 2:
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 6| Hoofdstuk 6: Dhyana-Yoga]]'''</div>
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 6| Hoofdstuk 6: Dhyana-Yoga]]'''</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 6.9| BG 6.9]] '''[[NL/BG 6.9|BG 6.9]] - [[NL/BG 6.11-12|BG 6.11-12]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 6.11-12| BG 6.11-12]]</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 6.9| BG 6.9]] '''[[NL/BG 6.9|BG 6.9]] - [[NL/BG 6.11-12|BG 6.11-12]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 6.11-12| BG 6.11-12]]</div>
{{RandomImageRU}}
{{RandomImage|Dutch}}


==== VERS 10 ====
==== VERS 10 ====
<div class="devanagari">
:योगी युञ्जीत सततमात्मानं रहसि स्थितः ।
:एकाकी यतचित्तात्मा निराशीरपरिग्रहः ॥१०॥
</div>


<div class="verse">
<div class="verse">
:''yogī yuñjīta satatam, ātmānaṁ rahasi sthitaḥ''
:yogī yuñjīta satatam
:''ekākī yata-cittātmā, nirāśīr aparigrahaḥ''
:ātmānaṁ rahasi sthitaḥ
 
:ekākī yata-cittātmā
:nirāśīr aparigrahaḥ
</div>
</div>


Line 15: Line 21:


<div class="synonyms">
<div class="synonyms">
yogī — een transcendentalist; yuñjīta — moet zich op Kṛṣṇa-bewustzijn concentreren; satatam — onophoudelijk; ātmānam — zichzelf (met zijn lichaam, geest en zelf); rahasi — op een afgezonderde plaats; sthitaḥ — zich bevindend; ekākī — alleen; yata-citta-ātmā — altijd zorgvuldig zijn geest beheersend; nirāśīḥ — zonder tot iets anders aangetrokken te worden; aparigrahaḥ — vrij van het gevoel iets te bezitten.
''yogī'' — een transcendentalist; ''yuñjīta'' — moet zich op Kṛṣṇa-bewustzijn concentreren; ''satatam'' — onophoudelijk; ''ātmānam'' — zichzelf (met zijn lichaam, geest en zelf); ''rahasi'' — op een afgezonderde plaats; ''sthitaḥ'' — zich bevindend; ''ekākī'' — alleen; ''yata-citta-ātmā'' — altijd zorgvuldig zijn geest beheersend; ''nirāśīḥ'' — zonder tot iets anders aangetrokken te worden; ''aparigrahaḥ'' — vrij van het gevoel iets te bezitten.
</div>
</div>


Line 27: Line 33:


<div class="purport">
<div class="purport">
Iemand kan zich op verschillende niveaus bewust zijn van Kṛṣṇa, namelijk Kṛṣṇa als Brahman, Paramātmā en de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. In het kort betekent Kṛṣṇa-bewustzijn dat iemand altijd transcendentale liefdedienst aan de Heer bewijst. Maar zij die gehecht zijn aan het onpersoonlijk Brahman of de gelokaliseerde Superziel zijn ook gedeeltelijk Kṛṣṇa-bewust, omdat het onpersoonlijk Brahman de spirituele uitstraling van Kṛṣṇa is en de Superziel de alomtegenwoordige deelexpansie van Kṛṣṇa. Op die manier zijn de impersonalisten en zij die mediteren ook indirect Kṛṣṇa-bewust. Een persoon die direct Kṛṣṇa-bewust is, is de allerhoogste transcendentalist, omdat zo’n toegewijde weet wat er met Brahman en Paramātmā bedoeld wordt. Zijn kennis van de Absolute Waarheid is perfect, terwijl de impersonalist en de mediterende yogī niet volmaakt Kṛṣṇa-bewust zijn. Ondanks dat krijgen ze hier allemaal de instructie voortdurend bezig te zijn met hun bepaalde activiteiten, zodat ze vroeg of laat tot de hoogste perfectie zullen komen.
Iemand kan zich op verschillende niveaus bewust zijn van Kṛṣṇa, namelijk Kṛṣṇa als Brahman, Paramātmā en de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. In het kort betekent Kṛṣṇa-bewustzijn dat iemand altijd transcendentale liefdedienst aan de Heer bewijst. Maar zij die gehecht zijn aan het onpersoonlijk Brahman of de gelokaliseerde Superziel zijn ook gedeeltelijk Kṛṣṇa-bewust, omdat het onpersoonlijk Brahman de spirituele uitstraling van Kṛṣṇa is en de Superziel de alomtegenwoordige deelexpansie van Kṛṣṇa. Op die manier zijn de impersonalisten en zij die mediteren ook indirect Kṛṣṇa-bewust. Een persoon die direct Kṛṣṇa-bewust is, is de allerhoogste transcendentalist, omdat zo’n toegewijde weet wat er met Brahman en Paramātmā bedoeld wordt. Zijn kennis van de Absolute Waarheid is perfect, terwijl de impersonalist en de mediterende ''yogī'' niet volmaakt Kṛṣṇa-bewust zijn. Ondanks dat krijgen ze hier allemaal de instructie voortdurend bezig te zijn met hun bepaalde activiteiten, zodat ze vroeg of laat tot de hoogste perfectie zullen komen.


De eerste taak van een transcendentalist is om zijn geest altijd gericht te houden op Kṛṣṇa. Men moet altijd aan Kṛṣṇa denken en Hem geen moment vergeten. De concentratie van de geest op de Allerhoogste wordt samādhi of de toestand van diepe meditatie genoemd. Om de geest te kunnen concentreren moet iemand altijd in afzondering blijven en verstoring door externe objecten vermijden. Hij moet zeer zorgvuldig zijn in het aanvaarden van gunstige voorwaarden die zijn bewustwording beïnvloeden en in het verwerpen van ongunstige. Daarnaast moet hij volkomen vastberaden zijn niet te hunkeren naar onnodige materiële dingen die hem verstrikken door een besef van eigendom. Aan al deze voorzorgsmaatregelen wordt perfect voldaan wanneer iemand direct Kṛṣṇa-bewustzijn beoefent, omdat direct Kṛṣṇa-bewustzijn zelfverloochening betekent, wat de kans op materiële bezitsdrang zeer klein maakt. Śrīla Rūpa Gosvāmī karakteriseert Kṛṣṇa-bewustzijn als volgt:
De eerste taak van een transcendentalist is om zijn geest altijd gericht te houden op Kṛṣṇa. Men moet altijd aan Kṛṣṇa denken en Hem geen moment vergeten. De concentratie van de geest op de Allerhoogste wordt ''samādhi'' of de toestand van diepe meditatie genoemd. Om de geest te kunnen concentreren moet iemand altijd in afzondering blijven en verstoring door externe objecten vermijden. Hij moet zeer zorgvuldig zijn in het aanvaarden van gunstige voorwaarden die zijn bewustwording beïnvloeden en in het verwerpen van ongunstige. Daarnaast moet hij volkomen vastberaden zijn niet te hunkeren naar onnodige materiële dingen die hem verstrikken door een besef van eigendom. Aan al deze voorzorgsmaatregelen wordt perfect voldaan wanneer iemand direct Kṛṣṇa-bewustzijn beoefent, omdat direct Kṛṣṇa-bewustzijn zelfverloochening betekent, wat de kans op materiële bezitsdrang zeer klein maakt. Śrīla Rūpa Gosvāmī karakteriseert Kṛṣṇa-bewustzijn als volgt:


:''anāsaktasya viṣayān, yathārham upayuñjataḥ''
:''anāsaktasya viṣayān''
:''nirbandhaḥ kṛṣṇa-sambandhe, yuktaṁ vairāgyam ucyate''
:''yathārham upayuñjataḥ''
:''nirbandhaḥ kṛṣṇa-sambandhe''
:''yuktaṁ vairāgyam ucyate''


:''prāpañcikatayā buddhyā, hari-sambandhi-vastunaḥ''
:''prāpañcikatayā buddhyā''
:''mumukṣubhiḥ parityāgo, vairāgyaṁ phalgu kathyate''
:''hari-sambandhi-vastunaḥ''
:''mumukṣubhiḥ parityāgo''
:''vairāgyaṁ phalgu kathyate''


‘Wanneer iemand nergens aan gehecht is, maar tegelijkertijd alles aanvaardt wat in verband staat met Kṛṣṇa, dan is hij op de juiste manier verheven boven bezitsdrang. De onthechting van iemand die daarentegen alles verwerpt zonder te weten in wat voor relatie het met Kṛṣṇa staat, is niet zo compleet.’ (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.2.255-256)
‘Wanneer iemand nergens aan gehecht is, maar tegelijkertijd alles aanvaardt wat in verband staat met Kṛṣṇa, dan is hij op de juiste manier verheven boven bezitsdrang. De onthechting van iemand die daarentegen alles verwerpt zonder te weten in wat voor relatie het met Kṛṣṇa staat, is niet zo compleet.’ (''Bhakti-rasāmṛta-sindhu'' 1.2.255-256)


Een Kṛṣṇa-bewust persoon weet heel goed dat alles eigendom van Kṛṣṇa is en daarom heeft hij nooit het idee dat hij persoonlijke eigendommen bezit. Voor zichzelf hunkert hij op die manier nergens naar. Hij weet dingen die gunstig zijn voor Kṛṣṇa-bewustzijn te aanvaarden en dingen die ongunstig zijn voor Kṛṣṇa-bewustzijn te verwerpen. Hij houdt zich altijd afzijdig van materiële dingen, omdat hij altijd transcendentaal is, en hij is altijd alleen, omdat hij niets te maken heeft met personen die niet Kṛṣṇa-bewust zijn. Daarom is een Kṛṣṇa-bewust persoon de perfecte yogī.
Een Kṛṣṇa-bewust persoon weet heel goed dat alles eigendom van Kṛṣṇa is en daarom heeft hij nooit het idee dat hij persoonlijke eigendommen bezit. Voor zichzelf hunkert hij op die manier nergens naar. Hij weet dingen die gunstig zijn voor Kṛṣṇa-bewustzijn te aanvaarden en dingen die ongunstig zijn voor Kṛṣṇa-bewustzijn te verwerpen. Hij houdt zich altijd afzijdig van materiële dingen, omdat hij altijd transcendentaal is, en hij is altijd alleen, omdat hij niets te maken heeft met personen die niet Kṛṣṇa-bewust zijn. Daarom is een Kṛṣṇa-bewust persoon de perfecte ''yogī''.
</div>
</div>



Latest revision as of 13:06, 28 June 2018

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 10

योगी युञ्जीत सततमात्मानं रहसि स्थितः ।
एकाकी यतचित्तात्मा निराशीरपरिग्रहः ॥१०॥
yogī yuñjīta satatam
ātmānaṁ rahasi sthitaḥ
ekākī yata-cittātmā
nirāśīr aparigrahaḥ

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

yogī — een transcendentalist; yuñjīta — moet zich op Kṛṣṇa-bewustzijn concentreren; satatam — onophoudelijk; ātmānam — zichzelf (met zijn lichaam, geest en zelf); rahasi — op een afgezonderde plaats; sthitaḥ — zich bevindend; ekākī — alleen; yata-citta-ātmā — altijd zorgvuldig zijn geest beheersend; nirāśīḥ — zonder tot iets anders aangetrokken te worden; aparigrahaḥ — vrij van het gevoel iets te bezitten.

VERTALING

De transcendentalist moet zijn lichaam, geest en zelf altijd gebruiken in relatie met de Allerhoogste. Hij moet alleen en op een afgezonderde plaats leven en voortdurend zorgvuldig zijn geest beheersen. Hij moet vrij zijn van verlangens en van het idee iets te bezitten.

COMMENTAAR

Iemand kan zich op verschillende niveaus bewust zijn van Kṛṣṇa, namelijk Kṛṣṇa als Brahman, Paramātmā en de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. In het kort betekent Kṛṣṇa-bewustzijn dat iemand altijd transcendentale liefdedienst aan de Heer bewijst. Maar zij die gehecht zijn aan het onpersoonlijk Brahman of de gelokaliseerde Superziel zijn ook gedeeltelijk Kṛṣṇa-bewust, omdat het onpersoonlijk Brahman de spirituele uitstraling van Kṛṣṇa is en de Superziel de alomtegenwoordige deelexpansie van Kṛṣṇa. Op die manier zijn de impersonalisten en zij die mediteren ook indirect Kṛṣṇa-bewust. Een persoon die direct Kṛṣṇa-bewust is, is de allerhoogste transcendentalist, omdat zo’n toegewijde weet wat er met Brahman en Paramātmā bedoeld wordt. Zijn kennis van de Absolute Waarheid is perfect, terwijl de impersonalist en de mediterende yogī niet volmaakt Kṛṣṇa-bewust zijn. Ondanks dat krijgen ze hier allemaal de instructie voortdurend bezig te zijn met hun bepaalde activiteiten, zodat ze vroeg of laat tot de hoogste perfectie zullen komen.

De eerste taak van een transcendentalist is om zijn geest altijd gericht te houden op Kṛṣṇa. Men moet altijd aan Kṛṣṇa denken en Hem geen moment vergeten. De concentratie van de geest op de Allerhoogste wordt samādhi of de toestand van diepe meditatie genoemd. Om de geest te kunnen concentreren moet iemand altijd in afzondering blijven en verstoring door externe objecten vermijden. Hij moet zeer zorgvuldig zijn in het aanvaarden van gunstige voorwaarden die zijn bewustwording beïnvloeden en in het verwerpen van ongunstige. Daarnaast moet hij volkomen vastberaden zijn niet te hunkeren naar onnodige materiële dingen die hem verstrikken door een besef van eigendom. Aan al deze voorzorgsmaatregelen wordt perfect voldaan wanneer iemand direct Kṛṣṇa-bewustzijn beoefent, omdat direct Kṛṣṇa-bewustzijn zelfverloochening betekent, wat de kans op materiële bezitsdrang zeer klein maakt. Śrīla Rūpa Gosvāmī karakteriseert Kṛṣṇa-bewustzijn als volgt:

anāsaktasya viṣayān
yathārham upayuñjataḥ
nirbandhaḥ kṛṣṇa-sambandhe
yuktaṁ vairāgyam ucyate
prāpañcikatayā buddhyā
hari-sambandhi-vastunaḥ
mumukṣubhiḥ parityāgo
vairāgyaṁ phalgu kathyate

‘Wanneer iemand nergens aan gehecht is, maar tegelijkertijd alles aanvaardt wat in verband staat met Kṛṣṇa, dan is hij op de juiste manier verheven boven bezitsdrang. De onthechting van iemand die daarentegen alles verwerpt zonder te weten in wat voor relatie het met Kṛṣṇa staat, is niet zo compleet.’ (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.2.255-256)

Een Kṛṣṇa-bewust persoon weet heel goed dat alles eigendom van Kṛṣṇa is en daarom heeft hij nooit het idee dat hij persoonlijke eigendommen bezit. Voor zichzelf hunkert hij op die manier nergens naar. Hij weet dingen die gunstig zijn voor Kṛṣṇa-bewustzijn te aanvaarden en dingen die ongunstig zijn voor Kṛṣṇa-bewustzijn te verwerpen. Hij houdt zich altijd afzijdig van materiële dingen, omdat hij altijd transcendentaal is, en hij is altijd alleen, omdat hij niets te maken heeft met personen die niet Kṛṣṇa-bewust zijn. Daarom is een Kṛṣṇa-bewust persoon de perfecte yogī.