NL/BG 6.29: Difference between revisions

(Bhagavad-gita Compile Form edit)
 
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists)
 
Line 2: Line 2:
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 6| Hoofdstuk 6: Dhyana-Yoga]]'''</div>
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 6| Hoofdstuk 6: Dhyana-Yoga]]'''</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 6.28| BG 6.28]] '''[[NL/BG 6.28|BG 6.28]] - [[NL/BG 6.30|BG 6.30]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 6.30| BG 6.30]]</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 6.28| BG 6.28]] '''[[NL/BG 6.28|BG 6.28]] - [[NL/BG 6.30|BG 6.30]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 6.30| BG 6.30]]</div>
{{RandomImageRU}}
{{RandomImage|Dutch}}


==== VERS 29 ====
==== VERS 29 ====
<div class="devanagari">
:सर्वभूतस्थमात्मानं सर्वभूतानि चात्मनि ।
:ईक्षते योगयुक्तात्मा सर्वत्र समदर्शनः ॥२९॥
</div>


<div class="verse">
<div class="verse">
:''sarva-bhūta-stham ātmānaṁ, sarva-bhūtāni cātmani''
:sarva-bhūta-stham ātmānaṁ
:''īkṣate yoga-yuktātmā, sarvatra sama-darśanaḥ''
:sarva-bhūtāni cātmani
 
:īkṣate yoga-yuktātmā
:sarvatra sama-darśanaḥ
</div>
</div>


Line 15: Line 21:


<div class="synonyms">
<div class="synonyms">
sarva-bhūta-stham — aanwezig in alle wezens; ātmānam — de Superziel; sarva — alle; bhūtāni — wezens; ca — ook; ātmani — in het Zelf; īkṣate — ziet beslist; yoga-yukta-ātmā — iemand die verbonden is met Kṛṣṇa-bewustzijn; sarvatra — overal; sama-darśanaḥ — als gelijk beschouwend.
''sarva-bhūta-stham'' — aanwezig in alle wezens; ''ātmānam'' — de Superziel; ''sarva'' — alle; ''bhūtāni'' — wezens; ''ca'' — ook; ''ātmani'' — in het Zelf; ''īkṣate'' — ziet beslist; ''yoga-yukta-ātmā'' — iemand die verbonden is met Kṛṣṇa-bewustzijn; ''sarvatra'' — overal; ''sama-darśanaḥ'' — als gelijk beschouwend.
</div>
</div>


Line 27: Line 33:


<div class="purport">
<div class="purport">
Een Kṛṣṇa-bewuste yogī is de volmaakte ziener omdat hij ziet dat Kṛṣṇa, de Allerhoogste, in ieders hart aanwezig is als de Superziel (Paramātmā). Īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ hṛd-deśe ’rjuna tiṣṭhati. In Zijn Paramātmā-aspect is de Heer aanwezig in zowel het hart van een hond als dat van een brāhmaṇa. De volmaakte yogī weet dat de Heer eeuwig transcendentaal is en dat Hij door Zijn aanwezigheid in een hond of een brāhmaṇa niet beïnvloed wordt door materie. Dat is de allerhoogste neutraliteit van de Heer.
Een Kṛṣṇa-bewuste ''yogī'' is de volmaakte ziener omdat hij ziet dat Kṛṣṇa, de Allerhoogste, in ieders hart aanwezig is als de Superziel (Paramātmā). ''Īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ hṛd-deśe ’rjuna tiṣṭhati''. In Zijn Paramātmā-aspect is de Heer aanwezig in zowel het hart van een hond als dat van een ''brāhmaṇa''. De volmaakte ''yogī'' weet dat de Heer eeuwig transcendentaal is en dat Hij door Zijn aanwezigheid in een hond of een ''brāhmaṇa'' niet beïnvloed wordt door materie. Dat is de allerhoogste neutraliteit van de Heer.


De individuele ziel is ook aanwezig in het individuele hart, maar ze is niet in alle harten aanwezig; dat is het verschil tussen de individuele ziel en de Superziel. Iemand die niet daadwerkelijk yoga beoefent, kan dit niet zo duidelijk zien. Een Kṛṣṇa-bewust persoon ziet Kṛṣṇa in het hart van zowel een gelovig als een ongelovig persoon. Dit wordt in de smṛti als volgt aangegeven: ātatatvāc ca mātṛtvād ātmā hi paramo hariḥ — ‘Als de bron van alle wezens is de Heer als een moeder en een instandhouder.’ Zoals de moeder onpartijdig is tegenover haar verschillende kinderen, zo is de allerhoogste vader (of moeder) dat ook. De Superziel is dus altijd aanwezig in het hart van ieder levend wezen.
De individuele ziel is ook aanwezig in het individuele hart, maar ze is niet in alle harten aanwezig; dat is het verschil tussen de individuele ziel en de Superziel. Iemand die niet daadwerkelijk yoga beoefent, kan dit niet zo duidelijk zien. Een Kṛṣṇa-bewust persoon ziet Kṛṣṇa in het hart van zowel een gelovig als een ongelovig persoon. Dit wordt in de ''smṛti'' als volgt aangegeven: ''ātatatvāc ca mātṛtvād ātmā hi paramo hariḥ'' — ‘Als de bron van alle wezens is de Heer als een moeder en een instandhouder.’ Zoals de moeder onpartijdig is tegenover haar verschillende kinderen, zo is de allerhoogste vader (of moeder) dat ook. De Superziel is dus altijd aanwezig in het hart van ieder levend wezen.


Ook uitwendig bevindt ieder levend wezen zich in de energie van de Heer. Zoals in het zevende hoofdstuk zal worden uitgelegd, heeft de Heer hoofdzakelijk twee energieën, namelijk de spirituele (of hogere) en de materiële (of lagere). Hoewel het levend wezen deel uitmaakt van de hogere energie, is het geconditioneerd door de lagere energie; het levend wezen bevindt zich altijd in de energie van de Heer. Ieder levend wezen bevindt zich op een of andere manier in Hem.
Ook uitwendig bevindt ieder levend wezen zich in de energie van de Heer. Zoals in het zevende hoofdstuk zal worden uitgelegd, heeft de Heer hoofdzakelijk twee energieën, namelijk de spirituele (of hogere) en de materiële (of lagere). Hoewel het levend wezen deel uitmaakt van de hogere energie, is het geconditioneerd door de lagere energie; het levend wezen bevindt zich altijd in de energie van de Heer. Ieder levend wezen bevindt zich op een of andere manier in Hem.


De yogī ziet gelijkheid, omdat hij ziet dat alle levende wezens in alle omstandigheden dienaren van God blijven, ook al bevinden ze zich in verschillende situaties door de resultaten van hun karmische activiteiten. Wanneer het zich in de materiële energie bevindt, dient het levend wezen de materiële zintuigen, maar wanneer het zich in de spirituele energie bevindt, dient het de Allerhoogste Heer rechtstreeks. In beide gevallen is het levend wezen een dienaar van God. Een Kṛṣṇa-bewust persoon bezit deze visie van gelijkheid volkomen.
De ''yogī'' ziet gelijkheid, omdat hij ziet dat alle levende wezens in alle omstandigheden dienaren van God blijven, ook al bevinden ze zich in verschillende situaties door de resultaten van hun karmische activiteiten. Wanneer het zich in de materiële energie bevindt, dient het levend wezen de materiële zintuigen, maar wanneer het zich in de spirituele energie bevindt, dient het de Allerhoogste Heer rechtstreeks. In beide gevallen is het levend wezen een dienaar van God. Een Kṛṣṇa-bewust persoon bezit deze visie van gelijkheid volkomen.
</div>
</div>



Latest revision as of 13:09, 28 June 2018

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 29

सर्वभूतस्थमात्मानं सर्वभूतानि चात्मनि ।
ईक्षते योगयुक्तात्मा सर्वत्र समदर्शनः ॥२९॥
sarva-bhūta-stham ātmānaṁ
sarva-bhūtāni cātmani
īkṣate yoga-yuktātmā
sarvatra sama-darśanaḥ

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

sarva-bhūta-stham — aanwezig in alle wezens; ātmānam — de Superziel; sarva — alle; bhūtāni — wezens; ca — ook; ātmani — in het Zelf; īkṣate — ziet beslist; yoga-yukta-ātmā — iemand die verbonden is met Kṛṣṇa-bewustzijn; sarvatra — overal; sama-darśanaḥ — als gelijk beschouwend.

VERTALING

Een ware yogī ziet Mij in alle wezens en ziet ook ieder wezen in Mij. Wie zelf-gerealiseerd is, ziet Mij, dezelfde Allerhoogste Heer, overal.

COMMENTAAR

Een Kṛṣṇa-bewuste yogī is de volmaakte ziener omdat hij ziet dat Kṛṣṇa, de Allerhoogste, in ieders hart aanwezig is als de Superziel (Paramātmā). Īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ hṛd-deśe ’rjuna tiṣṭhati. In Zijn Paramātmā-aspect is de Heer aanwezig in zowel het hart van een hond als dat van een brāhmaṇa. De volmaakte yogī weet dat de Heer eeuwig transcendentaal is en dat Hij door Zijn aanwezigheid in een hond of een brāhmaṇa niet beïnvloed wordt door materie. Dat is de allerhoogste neutraliteit van de Heer.

De individuele ziel is ook aanwezig in het individuele hart, maar ze is niet in alle harten aanwezig; dat is het verschil tussen de individuele ziel en de Superziel. Iemand die niet daadwerkelijk yoga beoefent, kan dit niet zo duidelijk zien. Een Kṛṣṇa-bewust persoon ziet Kṛṣṇa in het hart van zowel een gelovig als een ongelovig persoon. Dit wordt in de smṛti als volgt aangegeven: ātatatvāc ca mātṛtvād ātmā hi paramo hariḥ — ‘Als de bron van alle wezens is de Heer als een moeder en een instandhouder.’ Zoals de moeder onpartijdig is tegenover haar verschillende kinderen, zo is de allerhoogste vader (of moeder) dat ook. De Superziel is dus altijd aanwezig in het hart van ieder levend wezen.

Ook uitwendig bevindt ieder levend wezen zich in de energie van de Heer. Zoals in het zevende hoofdstuk zal worden uitgelegd, heeft de Heer hoofdzakelijk twee energieën, namelijk de spirituele (of hogere) en de materiële (of lagere). Hoewel het levend wezen deel uitmaakt van de hogere energie, is het geconditioneerd door de lagere energie; het levend wezen bevindt zich altijd in de energie van de Heer. Ieder levend wezen bevindt zich op een of andere manier in Hem.

De yogī ziet gelijkheid, omdat hij ziet dat alle levende wezens in alle omstandigheden dienaren van God blijven, ook al bevinden ze zich in verschillende situaties door de resultaten van hun karmische activiteiten. Wanneer het zich in de materiële energie bevindt, dient het levend wezen de materiële zintuigen, maar wanneer het zich in de spirituele energie bevindt, dient het de Allerhoogste Heer rechtstreeks. In beide gevallen is het levend wezen een dienaar van God. Een Kṛṣṇa-bewust persoon bezit deze visie van gelijkheid volkomen.