NL/BG 8.21
VERS 21
- अव्यक्तोऽक्षर इत्युक्तस्तमाहुः परमां गतिम् ।
- यं प्राप्य न निवर्तन्ते तद्धाम परमं मम ॥२१॥
- avyakto ’kṣara ity uktas
- tam āhuḥ paramāṁ gatim
- yaṁ prāpya na nivartante
- tad dhāma paramaṁ mama
WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN
avyaktaḥ — ongemanifesteerd; akṣaraḥ — onvernietigbaar; iti — aldus; uktaḥ — wordt gezegd; tam — dat; āhuḥ — staat bekend; paramām — het ultieme; gatim — bestemming; yam — die; prāpya — bereikend; na — nooit; nivartante — komen terug; tat — dat; dhāma — verblijfplaats; paramam — allerhoogste; mama — Mijn.
VERTALING
Wat vedāntisten beschrijven als ongemanifesteerd en onvernietigbaar, wat bekendstaat als de allerhoogste bestemming, de plaats waarvan men, na haar bereikt te hebben, nooit meer terugkeert, dat is Mijn allerhoogste woning.
COMMENTAAR
In de Brahma-saṁhitā wordt de allerhoogste woning van de Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa, beschreven als cintāmaṇi-dhāma, een plaats waar alle verlangens vervuld worden. Deze allerhoogste woning van Heer Kṛṣṇa, die bekendstaat als Goloka Vṛndāvana, staat vol met paleizen gemaakt van cintāmaṇi-steen. Er zijn ook bomen die ‘wensbomen’ worden genoemd en die op verzoek alle mogelijke voedselsoorten geven; ook zijn er koeien, die bekendstaan als surabhi-koeien en die een oneindige hoeveelheid melk kunnen geven. In deze woning wordt de Heer door honderdduizenden geluksgodinnen (Lakṣmī’s) gediend. Hij wordt Govinda genoemd en Hij is de oorspronkelijke Heer en de oorzaak van alle oorzaken. De Heer speelt gewoonlijk op Zijn fluit (veṇuṁ kvaṇantam). Zijn transcendentale gedaante is de aantrekkelijkste van alle werelden; Zijn ogen zijn als de bloembladen van een lotus en de kleur van Zijn lichaam is als de kleur van wolken. Hij is zo aantrekkelijk dat Zijn schoonheid die van duizenden Cupido’s overtreft. Hij draagt saffraangele kleren, Hij heeft een bloemenkrans om Zijn nek en een pauwenveer in Zijn haar.
In de Bhagavad-gītā geeft Heer Kṛṣṇa enkel een kleine indicatie van Zijn persoonlijke woning, Goloka Vṛndāvana, de hoogste planeet in het spirituele koninkrijk; de Brahma-saṁhitā geeft een levendige beschrijving. In de Vedische literatuur wordt gesteld dat er niets hogers is dan de woning van de Allerhoogste Godheid en dat die woning de uiteindelijke bestemming is (puruṣān na paraṁ kiñcit sā kāṣṭhā paramā gatiḥ — Kaṭha Upaniṣad 1.3.11). Wanneer iemand die bereikt, keert hij nooit meer terug naar de materiële wereld.
De allerhoogste woning van Kṛṣṇa en Kṛṣṇa Zelf verschillen niet van elkaar, omdat ze kwalitatief één zijn. Het Vṛndāvana op deze aarde, dat 145 kilometer ten zuidoosten van Delhi ligt, is een replica van dat allerhoogste Goloka Vṛṇdāvana in de spirituele hemel. Toen Kṛṣṇa op deze aarde neerdaalde, vermaakte Hij zich in dat specifieke gebied dat bekendstaat als Vṛndāvana en dat zo’n 220 vierkante kilometer van het Indiase district Mathurā beslaat.