NL/Prabhupada 0364 - Om geschikt te worden om terug naar huis, terug naar God te gaan, is niet zo gemakkelijk

Revision as of 22:38, 1 October 2020 by Elad (talk | contribs) (Text replacement - "(<!-- (BEGIN|END) NAVIGATION (.*?) -->\s*){2,}" to "<!-- $2 NAVIGATION $3 -->")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Lecture on SB 5.5.23 -- Vrndavana, November 10, 1976

Tenzij we de basis kwaliteiten onder controle hebben, namelijk de hoedanigheden onwetendheid en passie, kan je niet gelukkig zijn. Het is niet mogelijk. Tato rājas-tamo-bhāvāḥ. Rājas tamo-bhāvāḥ betekent kāma en lobhā. Zolang ik wellustig verlangen heb en zolang ik hebzucht heb om meer en meer te verkrijgen, om de zintuigen meer en meer te genieten ... Dat is hebzucht. Men moet tevreden zijn met zo min mogelijk.

Āhāra-nidrā-bhaya-maithunaṁ ca sāmānyam etat paśubhir narāṇām. Āhāra betekent eten. Āhāra, nidrā, slapen, en vrezen, en zinsbevrediging. Deze zijn nodig maar niet om te vermeerderen, maar om te verminderen. Net zoals wanneer iemand ziek is, dan moet hij niet eten zoals hij graag zou willen. Omdat hij ziek is schrijft de dokter voor dat: "Neem een beetje gerstewater of glucose, geen vast voedsel als je wil genezen." vergelijkbaar zijn deze dingen nodig zolang we dit lichaam hebben. Āhāra-nidrā-bhaya-maithuna. Maar dit moet worden verminderd niet vermeerderd. Dat is de menselijke beschaving, niet vermeerderen. Net als de gosvāmī's in Vṛndāvana. Ze waren hier niet gekomen om āhāra-nidrā-bhaya-maithuna te vermeerderen. Nee, ze kwamen hier om het te verminderen. Nidrāhāra-vihārakādi-vijitau. Dat is nodig. Dit is Vṛndāvana-vasi, niet om in Vṛndāvana te leven en deze āhāra-nidrā-bhaya-maithuna te vermeerderen. Dat is niet Vṛndāvana-vasa. De apen leven ook in Vṛndāvana en de honden en varkens leven ook in Vṛndāvana. Maar ze weten niet hoe ze āhāra-nidrā-bhaya-maithunam moeten verminderen. Jullie zullen de apen zien. Die zijn ook in Vṛndāvana. Maar je zal zien dat een mannetjes aap gevolgd wordt door drie dozijn vrouwtjes apen. Dat is niet Vṛndāvana-vāsa. Āhāra-nidrā. Dat betekent dat er brahmaanse cultuur nodig is, damo, śamo. Dat is nodig. Dat is brahmaanse cultuur. Helaas is de huidige beschaving niet bedoeld om te verminderen. Ze vermeerderen alleen maar. De westerse beschaving betekent het vermeerderen van de middelen voor zinsbevrediging, "machine, machine, machine, machine." Dus de brahmaanse cultuur betekent; śamo damo titikṣa. Titikṣa betekent zonder iets zou ik kunnen lijden. Dus men moet gewend zijn om te lijden. Lijden, dat is tapasya. Tapasā brahmacaryenā (SB 6.1.13). Tapasya begint met celibaat. We zijn gewend om seks te hebben of zinsbevrediging. Tapasya betekent allereerst hiermee stoppen. Tapasā brahmacaryeṇa (SB 6.1.13). Dit is oefening.

Dus om geschikt te worden om terug naar huis, terug naar God te gaan, is niet zo makkelijk. Het is niet zo gemakkelijk ... We moeten ons materiële leven bijna nul maken. Niet bijna nul - nagenoeg nul. Anyābhilāṣitā-śūnyam (Brs. 1.1.11). Dat is nodig, oefenen. Daarom is ons Kṛṣṇa-bewustzijnscentrum bedoeld voor het beoefenen van deze śamo damo titikṣa. Daarom willen we zien hoe geschikt hij is om śamo damo titikṣa te beoefenen. Dus er komen nieuwe jongens, en zodra ze wat werk krijgen dat niet erg goed is voor zinsbevrediging gaan ze weg. Dat betekent dat ze niet bereid zijn. Het is beter dat ze weggaan. In Bengalen wordt gezegd; dusta gorute sunya goaloa: "Als er lastige koeien zijn, beter de stal leeg laten zonder koe. Sta niet toe." Dus deze Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging is bedoeld voor het verheffen van de dierlijke mensenklasse naar het niveau van brāhmaṇa. Daarom wordt de heilige draad ceremonie gegeven als tweede initiatie; "Hij heeft nu śamo damo titikṣa ārjava beoefend, en hij heeft geleerd wat Kṛṣṇa is, wat hij is, wat zijn relatie met Kṛṣṇa is, hoe nu te handelen om Kṛṣṇa tevreden te stellen." Dit zijn brahmaanse kwalificaties. Als men wordt verheven tot dit platform ... Dit platform wordt sattva-guṇa genoemd.