NL/BG 11.9

Revision as of 09:50, 26 September 2017 by Harikirtandasa (talk | contribs) (Bhagavad-gita Compile Form edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Его Божественная Милость А.Ч. Бхактиведанта Свами Прабхупада


VERS 9

sañjaya uvāca
evam uktvā tato rājan, mahā-yogeśvaro hariḥ
darśayām āsa pārthāya, paramaṁ rūpam aiśvaram

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

sañjayaḥ uvāca — Sañjaya zei; evam — zo; uktvā — sprekend; tataḥ — daarna; rājan — o koning; mahā-yoga-īśvaraḥ — de machtigste mysticus; hariḥ — de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa; darśayām āsa — toonde; pārthāya — aan Arjuna; paramam — de goddelijke; rūpam aiśvaram — kosmische gedaante.

VERTALING

Sañjaya zei: O koning, nadat Hij deze woorden gesproken had, toonde de Allerhoogste Heer van alle mystieke kracht, de Persoonlijkheid Gods, Zijn kosmische gedaante aan Arjuna.