NL/BG 13.30
VERS 30
- prakṛtyaiva ca karmāṇi, kriyamāṇāni sarvaśaḥ
- yaḥ paśyati tathātmānam, akartāraṁ sa paśyati
WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN
prakṛtyā — door de materiële natuur; eva — zeker; ca — ook; karmāṇi — activiteiten; kriyamāṇāni — worden verricht; sarvaśaḥ — in alle opzichten; yaḥ — iedereen die; paśyati — ziet; tathā — ook; ātmānam — zichzelf; akartāram — de niet-handelende; saḥ — hij; paśyati — ziet volmaakt.
VERTALING
Wie ziet dat alle activiteiten verricht worden door het lichaam, dat geschapen is door de materiële natuur, en ziet dat de ziel zelf niets doet, ziet de dingen zoals ze zijn.
COMMENTAAR
Dit lichaam is gemaakt door de materiële natuur onder leiding van de Superziel, en welke activiteiten er ook plaatsvinden met betrekking tot iemands lichaam, ze worden niet door hem verricht. Waar iemand ook mee bezig is, zowel voor geluk als voor ellende, is iets waartoe hij gedwongen wordt door de constitutie van het lichaam. Maar al deze lichamelijke activiteiten gaan buiten het zelf om. Men krijgt een lichaam overeenkomstig zijn vroegere verlangens. Om deze verlangens te vervullen, krijgt men een lichaam toegewezen waarmee men vervolgens actief is. Praktisch gesproken is het lichaam een machine die door de Allerhoogste Heer ontworpen is om verlangens te vervullen. Door verlangens wordt men in verschillende omstandigheden geplaatst om te lijden of te genieten. Deze transcendentale visie van het levend wezen kan ons, als ze ontwikkeld wordt, vrijmaken van lichamelijke activiteiten. Iemand met zo’n visie ziet de dingen zoals ze zijn.