NL/BG 14.13

Revision as of 19:18, 26 September 2017 by Harikirtandasa (talk | contribs) (Bhagavad-gita Compile Form edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Его Божественная Милость А.Ч. Бхактиведанта Свами Прабхупада


VERS 13

aprakāśo ’pravṛttiś ca, pramādo moha eva ca
tamasy etāni jāyante, vivṛddhe kuru-nandana

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

aprakāśaḥ — duisternis; apravṛttiḥ — inactiviteit; ca — en; pramādaḥ — waanzin; mohaḥ — illusie; eva — zeker; ca — ook; tamasi — van de hoedanigheid onwetendheid; etāni — deze; jāyante — worden gemanifesteerd; vivṛddhe — wanneer ontwikkeld; kuru-nandana — o zoon van Kuru.

VERTALING

Wanneer de hoedanigheid onwetendheid toeneemt, o zoon van Kuru, worden duisternis, passiviteit, waanzin en illusie zichtbaar.

COMMENTAAR

Waar verlichting afwezig is, is geen kennis. Iemand in de hoedanigheid onwetendheid is niet actief volgens een regulerend principe; hij wil alleen doen wat hij zelf wil, zonder bepaald doel. Ook al heeft hij het vermogen iets te doen, toch doet hij geen moeite. Dat wordt illusie genoemd. Hoewel bewustzijn aanwezig is, leidt hij een passief leven. Dat zijn de kenmerken van iemand in de hoedanigheid onwetendheid.