"Kṛṣṇa heeft onze dienst niet nodig, maar als we wat dienst doen voor Kṛṣṇa, dat is ons voordeel. Dit is de formule. Denk niet dat Kṛṣṇa Zich erg verplicht voelt. Maar Hij voelt dankbaarheid. Waarom? Aviduṣaḥ. Wij zijn allemaal dwazen en rakkers. We denken dat we een beetje dienst doen. Nee. We kunnen geen enkele doen. We zijn zo onbelangrijk dat we het niet kunnen. Hij is onbeperkt, en wij zijn erg, erg beperkt, klein. Maar dan nog, zoals het kleine kind iets aan de vader geeft... Het is het eigendom van de vader, maar dan nog, de vader is erg blij dat 'Dit kind geeft me zuigtabletten.' Hij denkt, 'Dit is mijn grote eigendom (gelach)."
|