NL/Prabhupada 0613 - De zes dingen die we vooral moeten doen

Revision as of 08:46, 17 August 2015 by Visnu Murti (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0613 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1968 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 2.13-17 -- Los Angeles, November 29, 1968

Nandarāṇī: Als gezinshoofd vrouwen brengen hun kinderen in Kṛṣṇa bewustzijn, lijkt dit een indirecte service voor Kṛṣṇa te zijn. Moeten ze proberen om Hem meer direct te dienen, je weet, misschien koken in de tempel of, je weet, dingen als dit, meer direct, of is het opvoeden van kinderen en huishouden, is dat genoeg service? Is dat genoeg service?

Prabhupāda: Ja, het ding is dat we moeten Kṛṣṇa bewust zijn. Net als elektrificatie. Aanraken van elektriciteit door een draad, een andere aansluiting een andere, dan een andere draad, als de aanraking is er, feitelijk, dan is de elektriciteit overal. Ook als onze Kṛṣṇa bewustzijn juist is aangesloten, dan is er geen sprake van direct of indirect. Omdat absolute wereld is er geen verschil. Zodra het wordt aangeraakt met directe verbinding... Dat heet erfopvolging. Omdat de verbinding komt achter elkaar, dus als we hier raken, de geestelijk meester, wie op dezelfde manier verbonden is, dan is al de elektrische aansluiting daar. Er is geen sprake van direct of indirect. Evaṁ paramparā-prāptam imam rājarṣayo viduḥ (BG 4.2). Gewoon moeten wij zien of de verbinding verbroken is. Als de verbinding er is, strak, dan komt de elektriciteit zonder mislukken. Dus in onze vastgesteld toestand zullen er zo veel twijfels, zo veel implicaties zijn. Maar dezelfde ding die ik als een bijvoorbeeld gaf, je moet niet te haastig zijn, het resultaat onmiddellijk te ontvangen. Gewoon moeten we volgen. We moeten volgen. Tat-tat-karma-pravartanāt (Upadeśāmṛta 3). Dit wordt geadviseerd door Rūpa Gosvāmī. De zes dingen we moeten vooral zorgen voor, en zes dingen die we moeten vermijden om perfect Kṛṣṇa-bewust te zijn.

Dus utsāhād dhairyān niścayāt. Het eerste principe is men moet zeer enthousiast zijn. Hij moet geloven dat Kṛṣṇa heeft gezegd dat, na me bhaktaḥ praṇaśyati, "Mijn toegewijde zal nooit overwonnen worden." Dus "Laat me oprecht een Kṛṣṇa toegewijde worden. Ik moet Kṛṣṇa toegewijde oprecht worden." Dit is enthousiasme genoemd. Dan dhairyāt. "Ik ben een Kṛṣṇa toegewijde geworden, maar toch voel ik me niet gelukkig. Hoe is dat?" Daarom moet je geduldig worden. Het enthousiasme moet er zijn, maar je moet ook geduld hebben. En niścayāt. Niścayāt betekent dat je moet er overtuigd van zijn. "Oh, Kṛṣṇa heeft gezegd dat Zijn toegewijde nooit zal worden overwonnen, dus juist zal ik niet worden overwonnen, hoewel ik heb nu het gevoel nog niet. Laat ik mijn plicht doen." Utsāhād dhairyān niścayāt tat-tat-karma-pravartanāt. Maar je moet je plichten doen als ze voorgeschreven zijn. Sato vṛtteḥ. Je moet niet... Er mag geen dubbelhartigheid zijn. Sato vṛtteḥ betekent gewoon handel, recht handel. Sato vṛtteḥ en sādhu-sange, en in het gezelschap van toegewijden. Dus men moet enthousiast zijn, men moet geduldig zijn, men moet overtuigd van zijn, men moet de plichten voeren, men moet verbinden met toegewijden, en men moet heel eerlijk in de omgang zijn. Zes dingen. Als deze zes dingen er zijn, zeker succes.