NL/Prabhupada 0839 - Als we nog onbedorven kinderen zijn moeten we in Bhagavata-dharma getraind worden

Revision as of 12:55, 6 December 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0839 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1975 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

751203 - Lecture SB 07.06.02 - Vrndavana

Prabhupāda: Er is geen sprake van eenheid. Deze eenheid is vals. Er moet een afzonderlijk bestaan ​​zijn. Dat geeft voldoening. Vrienden houden van elkaar en hebben uitwisselingen van liefde. Dat geeft voldoening, niet "Je bent mijn vriend, ik ben jouw vriend, laten we één worden." Dat is niet mogelijk en dat geeft geen voldoening. Die Māyāvādīs zijn en één met de Allerhoogste willen worden, zij weten niet wat werkelijk voldoening geeft. Ze proberen op een kunstmatige manier één te worden. Dat geeft geen voldoening. Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninas tvayy asta-bhāvād aviśuddha-buddhayaḥ (SB 10.2.32). De māyāvādī denkt: "Nu heb ik Brahman gerealiseerd. Ik ben Brahman, spirituele ziel. Dus ik één worden met de allerhoogste spirituele ziel zodra dit lichaam voorbij is." Gatākāśa potakāśa, zo wordt gezegd. Maar dat geeft geen ware voldoening. Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninaḥ. Ze denken: "Nu ben ik bevrijd. Ik ben één met de Allerhoogste." Maar eigenlijk is die gedachte kunstmatig. Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninas tvayy asta-bhāvād aviśuddha-buddhayaḥ. Ze hebben geen juiste informatie hoe volledig tevreden te zijn, daarom zijn zij aviśuddha-buddhayaḥ. Hun intelligentie is nog niet zuiver. Het is onzuiver, ook weer materieel. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adho anādṛta-yuṣmad-aṅghrayaḥ (SB 10.2.32).

Daarom zie je dat de māyāvādī sannyāsī's weer terugkomen om de mensheid te dienen, om dieren te dienen, dit of dat dienen, land, maatschappij. Dit is Māyāvāda. Aviśuddha-buddhayaḥ. Hij kon niet in de verheven positie van dienaar en gediende blijven. De Allerhoogste Heer wordt gediend en wij zijn dienaren. Omdat we die positie niet kunnen krijgen, daarom is mijn positie om te dienen. Ik hield er niet van om Krishna te dienen, ik wilde één met Hem te worden. Mijn positie is niet duidelijk. Daarom, in plaats van Krishna dienen, moet ik weer terug komen om de mensheid te dienen, de gemeenschap, het land, enzovoort, enzovoort, enzovoort. De dienst kan niet worden afgewezen. Maar omdat aviśuddha-buddhayaḥ, hij niet goed opgeleid is en nog steeds een onzuivere geest heeft, moet hij iets in plaats van Krishna dienen. Hij verlangt naar dienstbaarheid, maar hij is nirākāra, nirviśeṣa. Zonder Krishna, waar zal hij dienen? De dienstbare aard, hoe kan dat worden benut? Daarom komen ze weer terug, voor land en gemeenschap. Als ze dat opgeven, brahma satyaṁ jagan mithyā: "Dit is allemaal mithyā." Ze weten niet dat werkelijke dienstbaarheid, gelukzalig leven is. Dat weten ze niet. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adhaḥ (SB 10.2.32). Daarom vallen ze terug in materiële activiteiten.

Dit gebeurt door geen duidelijk begrip van het leven. Zo denkt Prahlāda Mahārāja. Het duidelijke begrip van het leven is ... hoe God, Krishna, te dienen. Dat heet bhāgavata-dharma dienen. Dit moet aan de kinderen geleerd worden. Anders, als hij al met zoveel onzin diensten bezig is, dan zal het heel moeilijk zijn om hem uit die valse bezigheden te slepen en hem opnieuw in Krishna's dienst te betrekken. Als we kinderen zijn, nog onbedorven, dan moeten we getraind worden in bhāgavata-dharma. Dat is het onderwerp van Prahlāda Mahārāja. Kaumāra ācaret prājño dharmān bhāgavatān iha durlabhaṁ mānuṣa (SB 7.6.1). We dienen. De vogels dienen. Ze hebben kleine kiddies, kinderen. Ze pikken voedsel op, werken heel hard en brengen het naar de mond, en de kleine kiddies, ze zingen, "Moeder, moeder, geef aan mij, geef aan mij," en ze eten dat voedsel. Er is dienstbaarheid. Er is dienstbaarheid. Denk niet dat iemand zonder dienst is. Iedereen is aan het dienen. Een man werkt hard, dag en nacht. Waarom? Om de familie, de kinderen en de vrouw, te dienen. Dienen gaat door, maar hij weet niet wie te dienen. Daarom zegt Krishna: sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ (BG 18.66): "Dien Mij en je zult gelukkig zijn." Zo is deze filosofie, bhāgavata-dharma.

Hartelijk dank.

Toegewijden: Jaya Śrīla Prabhupāda.