NL/Prabhupada 0853 - Niet dat we alleen maar naar deze planeet zijn gekomen. We hebben vele andere planeten bezocht

Revision as of 13:11, 17 January 2017 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Dutch Pages - 207 Live Videos Category:Prabhupada 0853 - in all Languages Category:NL...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

750306 - Lecture SB 02.02.06 - New York

Dat is een feit. We reizen door het hele universum. We zijn niet alleen naar deze planeet gekomen. We hebben veel andere planeten bezocht. Waarom zegt Krishna anders bhrāmayan, dwalen; sarva-bhūtāni, alle levende wezens - in het hogere planetenstelsel of in dit lagere planetenstelsel? En hoe reist hij? Yantrārūḍhāni. Dit yantra, dit lichaam. Hij heeft een lichaam gekregen. Als ik naar de maan of een andere hogere planeet wil gaan, ja, dan krijg je dat. Maar niet met deze yantra, met je zogenaamde kleine spoetnik. Nee. Je moet de yantra, de auto, het voertuig, van Krishna aannemen. Hij geeft je als je wilt, als je serieus bent, als je naar de maan wilt gaan, dan bid je tot Krishna: "Geef me een yantra, een machine, zodat ik naar de maan kan gaan." Dan kun je gaan. Anders zal je onnodig geld uitgeven, om ergens heen proberen te gaan en wat stof meebrengen, en je zult zeggen: "Nu ik ... We zijn triomfantelijk." Dat is alles. Maar als je daar serieus heen wilt gaan, dan moet je jezelf in dit leven voorbereiden. Bidden tot de Allerhoogste Heer, die deze maan, zon, andere en deze planeet heeft geschapen, en Hij zal je geschikt, gekwalificeerd maken, om daar heen te gaan. Je kunt niet naar de zon gaan. Het is erg, erg warm, hoge temperatuur. Ook is het heel erg koud op de maan. Dus hoe kunt je daar gaan met dit lichaam? Dit lichaam betekent deze machine.

Dan moet je een andere machine aannemen. Dat is het proces. Dat is het proces. Dat staat in de Bhagavad Gita:

yānti deva-vratā devān
pitṟn yānti pitṛ-vratāḥ
bhūtejyā yānti bhūtāni
mad-yājino 'pi yānti mām
(BG 9.25)

Alles staat daar duidelijk aangegeven, als je naar de hemelse planeten wilt gaan, of naar hogere planetenstelsel, ze zijn mogelijk voor jou. Je kunt ze zien, de zon is daar; maar je bent ongekwalificeerd om daar heen te gaan. Maar het is daar. Het is niet fictief. De temperatuur daar, wordt beschreven in de śāstra, yac-cakṣur eṣa savitā sakala-grahāṇāṁ (Bs. 5.52). Savitā betekent de zon. Hij is het oog van alle planeten, want zonder zonneschijn kan je niet zien. Je bent heel trots op je ogen, maar als er geen zon is, dan ben je blind. Daarom, yac-cakṣur eṣa savitā sakala-grahāṇāṁ. Van alle planeten, tenzij er sprake is van zonlicht, kun je niet zien. En de zon staat voor je. Elke ochtend krijg je zonlicht. Waarom ga je daar niet heen? Huh? Ga. Je hebt een mooie 747. Dat kun je niet. Dan moet je bidden. Īśvara, Krishna, is in je hart, en als je vurig bidt, Hij is heel aardig. Daarom geeft Hij je verschillende soorten voertuigen. Bhrāmayan sarva-bhūtāni yantrārūḍhāni māyayā (BG 18.61). Bhrāmayan betekent waardoor we dwalen op elke planeet, in elke levensvorm. Sarva-bhūtāni: alle levende wezens. Er zijn verschillende soorten vogels, verschillende soorten dieren, verschillende soorten mensen. Dit heet vicitra, variëteit. Gods schepping kent verscheidenheid.

Dus als je ergens naartoe wilt gaan in deze materiële wereld of buiten deze materiële wereld, buiten deze materiële wereld: paras tasmāt tu bhāvo 'nyo' vyakto 'vyaktāt sanātanaḥ (BG 8.20). Krishna geeft informatie dat er een andere materie, natuur is. Dat is de spirituele natuur. Net zoals we de ervaring hebben, hoewel we niet overal heen kunnen gaan, maar we zien, door het bestuderen van aardrijkskunde, dat er vele, vele honderden, duizenden en miljoenen planeten zijn. Zo is er ook een andere natuur. Die is er ook, net zo. Hetzelfde - maar alleen hetzelfde; het is drie keer meer dan deze materiële wereld. Dit is alleen een deel van Gods schepping.

atha vā bahunaitena
kiṁ jñātena tavārjuna
viṣṭabhyāham idaṁ kṛtsnam
ekāṁśena sthito jagat
(BG 10.42)