NL/Prabhupada 0820 - Guru betekent dat welke instructie hij ook geeft, we moeten dat zonder weerwoord aanvaarden

Revision as of 13:16, 3 December 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0820 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1976 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on SB 5.5.2 -- Vrndavana, October 24, 1976

Als je echt tapasya wilt beoefenen, dan moet je een persoon benaderen, die al tapasya heeft uitgevoerd, tapo divyam (SB 5.5.1). Dan zul je het krijgen. Mahat-sevām. En daar moet je dienst bewijzen. In nederigheid, dienen, sevayā. Je kan de mahātmā in twijfel trekken, niet uitdagend, maar omringd met praṇipāt en sevā. Anders heb je geen recht om over hem te twijfelen. Net als die man die naar Rūpa Gosvāmī ging. Hij heeft geen recht om zijn tijd te verspillen.

Eigenlijk moeten deze discussie, instructies, gevoerd worden tussen de guru en de discipelen, waar sprake is van overgave. Er is anders geen noodzaak toe. Tegenwoordig houden we soort bijeenkomst. Sommige gewone mensen komen om te luisteren. Maar dat soort discussie deed Caitanya Mahāprabhu nooit. Nooit. Omdat deze buitenstaanders niet onderdanig zijn. Ze komen voor de lol. Ze komen niet om iets te leren. Daarom hield Caitanya Mahāprabhu nooit grote bijeenkomsten. In grote bijeenkomsten was Hij aanwezig, tijdens kīrtana, saṅkīrtana. Hij hield elke avond voor vier uur lang grote bijeenkomsten in de Jagannātha tempel, maar Hij was de hele tijd bezig met het chanten van Hare Krishna. Maar als er een persoon als Sarvabhauma Bhaṭṭācārya, Prakāśānanda Sarasvatī of Rāmānanda Rāya was, als zulke verheven personen, dan voerde Hij discussies. Anders discussieerde Hij niet. Er was geen noodzaak om iets te discussiëren, omdat ze Hem niet benaderden met nederigheid. Ze denken ... Net als Krishna en Arjuna. Zo lang Arjuna dacht Krishna is mijn vriend. Ik kan gelijkwaardig met Hem praten," dan sprak Krishna zeer ernstig. Maar toen Arjuna begreep dat "Uit zo'n soort gesprek valt geen voordeel te behalen," toen werd hij Zijn discipel: śiṣyas te 'ham śādhi māṁ prapannam (BG 2.7). "Geen discussie meer, Ik accepteer U nu als mijn guru."

Welke instructie de guru ook geeft, we moeten dat zonder enig tegenargument aanvaarden. Vedische kennis is zo. Je kunt het niet interpreteren. Zoals het is, zo moet je het accepteren. Zo moet je ook de woorden van de guru accepteren. Zonder tegenargumenten. Dat is de Vedische kennis. Dat is het Vedische systeem. Dit voorbeeld hebben we al vele malen gegeven: Net als deze koeienmest. Koeienmest is de ontlasting van een dier. De ontlasting van een dier is het meest onrein. Zodra je het aanraakt, zelfs je eigen ontlasting ... Je kunt een groot geleerde of toegewijde zijn, maar dat betekent niet dat je je eigen ontlasting kunt aanraken en zuiver blijft. Nee. Je moet dan meteen een bad nemen. Zelfs zijn eigen, wat te spreken van dat van anderen. Maar in de Vedische instructie zien we dat koeienmest, dat ook de ontlasting van een dier is, een lager dier dan de mens, dat het zuiver is, zo wordt gezegd. Je moet die zuiverheid accepteren. Niet argumenteren dat, Zulke ontlasting is onzuiver. Zelfs de ontlasting van mijn spiritueel leraar is onzuiver. Hoe kan koeienmest dan zuiver zijn? Omdat het in de Veda's staat, moet je het accepteren. Dat geldt ook voor de schelphoorn, wat een bot van een dier is. Een bot, als je een bot van een dood lichaam aanraakt, dan moet je meteen gezuiverd worden. Maar dit bot wordt geplaatst in kamer van God. We blazen dagelijks op de schelphoorn, omdat dat een Vedische instructie is. Er is dus geen tegenargument. Als je Vedische instructies accepteert, dan moet je ze accepteren zoals ze zijn.