NL/Prabhupada 0982 - Zodra we een auto hebben, hoe rot die ook is, denken we dat die heel fijn is

Revision as of 10:41, 27 April 2017 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Dutch Pages - 207 Live Videos Category:Prabhupada 0982 - in all Languages Category:NL...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

720905 - Lecture SB 01.02.06 - New Vrindaban, USA

Dus Bhāgavata zegt; yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke, Ik ben niet dit lichaam. Dit is een voertuig. Net zoals we in een auto rijden. Ik ben niet deze auto. Vergelijkbaar, dit is een yantra, auto, mechanische auto. Kṛṣṇa of God heeft mij deze auto gegeven, ik wilde die. Dat staat in de Bhagavad-gītā; īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ hṛd-deśe 'rjuna tiṣṭhati (BG 18.61). "Mijn beste Arjuna, de Heer als Paramātmā zit in ieders hart." Bhrāmayan sarva-bhūtāni yantrārūḍhāni māyayā (BG 18.61): "En Hij geeft het levende wezen de kans om te reizen, om rond te kijken," sarva-bhūtāni, "door het hele universum." Yantrārūḍhāni māyayā, rijdend in een auto, een auto rijden die gegeven is door de materiële natuur. Dus onze werkelijke positie is dat ik de ziel ben, Ik heb een mooie auto gekregen - het is geen mooie auto, Zodra we een auto hebben, hoe rot die ook is, denken we dat die heel fijn is. en we identificeren ons met die auto. "Ik heb deze auto, ik heb die auto." Men vergeet ... Als men een hele dure auto rijdt, vergeet hij dat hij zelf een arme man is. Hij denkt dat: "Ik ben deze auto." Dit is identificatie.

Dus yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ (SB 10.84.13). Iemand die dit lichaam ziet als zichzelf, als het zelf, en lichamelijke relaties, sva-dhīḥ, "Zij zijn mijn eigen. Mijn broer, mijn familie, mijn land, mijn gemeenschap, mijn samenleving," zoveel dingen, mijn, ik en de mijne. Misvatting van het "ik" als dit lichaam en de misvatting van "mijn" in relatie met dit lichaam. Yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ (SB 10.84.13). Bhauma ijya-dhīḥ, bhumi, bhumi betekent land. Ijya-dhīḥ, ijya betekent vererenswaardig. Dus op dit moment wordt heel sterk gevoeld dat: "ik ben dit lichaam" en "ik ben Amerikaan," en "ik ben Indiaas," "ik ben Europees," "ik ben hindoe," "ik ben moslim," "ik ben brāhmaṇa", "ik ben kṣatriya," "ik ben śūdra," "ik ben dit, die...," zo veel. Dit is zeer sterk en bhauma ijya-dhīḥ, omdat ik me identificeer met een bepaald type lichaam, en waar het lichaam naar buiten is gekomen, is het land vererenswaardig. Dat is nationalisme. Dus yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ (SB 10.84.13) yat-tīrtha-buddhiḥ salile, en tīrtha, bedevaartsoord.

Wij nemen een bad in de rivier, zoals de christenen, zij nemen een bad in de rivier de Jordaan, of hindoes gaan naar Haridwar, en nemen een bad in de Ganges, of ze nemen een bad in Vṛndāvana. Maar ze denken dat door een bad te nemen in dat water, dat zijn werk klaar is. Nee. Eigenlijk is de taak, als je naar zulke bedevaarten, heilige plaatsen gaat, om spirituele vooruitgang te zoeken, te ervaren. Omdat daar veel spiritueel gevorderde mensen wonen. Daarom moet men naar deze plaatsen gaan, om de ervaren transcendentalist te zoeken, en lessen van hem nemen. Dat is echt op bedevaart gaan. Niet alleen maar gaan en een bad nemen en we zijn klaar. Nee. Dus

yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke
sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ
yat-tīrtha-buddhiḥ salile na karhicij
janeṣv abhijñeṣu...
(SB 10.84.13)

Abhijñe, iemand die weet. (Onduidelijk) We moeten iemand benaderen die de dingen heel goed weet, abhijñaḥ. Kṛṣṇa is abhijñaḥ, svarat. Dus, vergelijkbaar, Kṛṣṇa's vertegenwoordiger is ook abhijñaḥ, natuurlijk. Als iemand omgaat met Kṛṣṇa, als iemand praat met Kṛṣṇa, moet hij zeer abhijñaḥ, zeer geleerd zijn, omdat hij lessen neemt van Kṛṣṇa. Daarom... Kṛṣṇa's kennis is perfect, dus, omdat hij kennis van Kṛṣṇa heeft gekregen, is zijn kennis ook perfect. Abhijñaḥ. En Kṛṣṇa praat. Dat is niet fictief, nee. Kṛṣṇa - ik heb reeds gezegd dat Kṛṣṇa in ieders hart zit en Hij praat met de bonafide mensen. Net als een groot man, die praat met bonafide mensen, hij verspilt zijn tijd niet door met zotten te praten. Hij praat, dat is een feit, maar hij praat niet met zotten, hij praat met de bonafide vertegenwoordiger. Hoe is het bekend? Het staat in de Bhagavad-gītā, teṣāṁ satata-yuktānām (BG 10.10), wie de bonafide vertegenwoordiger is.