NL/BG 15.8

Revision as of 19:52, 26 September 2017 by Harikirtandasa (talk | contribs) (Bhagavad-gita Compile Form edit)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Его Божественная Милость А.Ч. Бхактиведанта Свами Прабхупада


VERS 8

śarīraṁ yad avāpnoti, yac cāpy utkrāmatīśvaraḥ
gṛhītvaitāni saṁyāti, vāyur gandhān ivāśayāt

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

śarīram — het lichaam; yat — als; avāpnoti — verkrijgt; yat — als; ca api — ook; utkrāmati — verlaat; īśvaraḥ — de meester van het lichaam; gṛhītvā — meegenomen hebbend; etāni — al deze; saṁyāti — gaat weg; vāyuḥ — de lucht; gandhān — geuren; iva — zoals; āśayāt — van hun bron.

VERTALING

In de materiële wereld draagt het levend wezen zijn verschillende levensopvattingen mee van het ene lichaam naar het andere zoals de lucht aroma’s meevoert. Op die manier neemt het een bepaald soort lichaam aan en verlaat het ook dat weer om een andere aan te nemen.

COMMENTAAR

Het levend wezen wordt hier beschreven als īśvara, de bestuurder van zijn eigen lichaam. Als het wil kan het zijn lichaam veranderen en naar een hoger type lichaam verhuizen of, als het dat wil, naar een lager type. Het heeft een minieme onafhankelijkheid. De verandering die zijn lichaam ondergaat is afhankelijk van hemzelf. Op het moment van de dood zal het bewustzijn dat het levend wezen ontwikkeld heeft het naar een volgend type lichaam dragen. Wanneer het het bewustzijn van een kat of een hond ontwikkeld heeft, zal het zeker naar het lichaam van een kat of een hond verhuizen. En wanneer het levend wezen zijn bewustzijn op goddelijke kwaliteiten gericht heeft, zal het naar het lichaam van een halfgod verhuizen. Maar wanneer het Kṛṣṇa-bewust is, zal het naar Kṛṣṇaloka in de spirituele wereld worden overgebracht en daar met Kṛṣṇa omgaan.

De bewering dat alles voorbij is na de vernietiging van het lichaam, is onjuist. De individuele ziel verhuist van het ene lichaam naar het andere en zijn huidige lichaam en activiteiten vormen de basis voor zijn volgende lichaam. Overeenkomstig zijn karma krijgt men een ander lichaam, dat men na verloop van tijd moet verlaten.

In dit vers wordt gezegd dat het fijn-stoffelijk lichaam, dat de levensopvattingen voor een volgend lichaam meedraagt, in het volgend leven een ander lichaam ontwikkelt. Dit proces van reïncarnatie van het ene lichaam naar het ander en de worsteling terwijl men in een lichaam is, wordt karṣati genoemd of de strijd om het bestaan.