NL/BG 11.35

Revision as of 11:47, 28 June 2018 by Vanibot (talk | contribs) (Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 35

सञ्जय उवाच
एतच्छ्रुत्वा वचनं केशवस्य
कृताञ्जलिर्वेपमानः किरीटी ।
नमस्कृत्वा भूय एवाह कृष्णं
सगद्गदं भीतभीतः प्रणम्य ॥३५॥
sañjaya uvāca
etac chrutvā vacanaṁ keśavasya
kṛtāñjalir vepamānaḥ kirīṭī
namaskṛtvā bhūya evāha kṛṣṇaṁ
sa-gadgadaṁ bhīta-bhītaḥ praṇamya

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

sañjayaḥ uvāca — Sañjaya zei; etat — zo; śrutvā — horend; vacanam — de rede; keśavasya — van Kṛṣṇa; kṛta-añjaliḥ — met gevouwen handen; vepamānaḥ — bevend; kirīṭī — Arjuna; namaskṛtvā — eerbetuigingen brengend; bhūyaḥ — opnieuw; eva — ook; āha — sprak; kṛṣṇam — tot Kṛṣṇa; sa-gadgadam — stamelend; bhīta-bhītaḥ — bevreesd; praṇamya — eerbetuigingen brengend.

VERTALING

Sañjaya zei tot Dhṛtarāṣṭra: O koning, nadat hij deze woorden van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods had gehoord, bracht de bevende Arjuna met gevouwen handen keer op keer zijn eerbetuigingen en sprak stamelend en vol angst de volgende woorden tot Heer Kṛṣṇa.

COMMENTAAR

Zoals we al eerder hebben uitgelegd raakte Arjuna verbijsterd en verward door de situatie die was teweeggebracht door de kosmische gedaante van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Arjuna begon daarom keer op keer zijn respectvolle eerbetuigingen aan Kṛṣṇa te brengen en al stamelend begon hij gebeden op te zeggen, niet als vriend, maar als een verbaasde en bewonderende toegewijde.