"In de Bhagavad-gītā wordt gezegd: cātur-varṇyaṁ mayā sṛṣṭam (BG 4.13). Deze vier klassen van onderverdelingen zijn er volgens verschillende kwaliteiten, en Kṛṣṇa zegt, of God zegt: 'Dat is mijn schepping.' Er kan dus geen uitzondering zijn op Zijn schepping. Net zoals Gods schepping de zon is. In elk land is er zon, niet dat er alleen in India een zon te zien is. In elk land is er maan. Evenzo is dit kastensysteem in elk land, in elke samenleving aanwezig, maar het kan met verschillende namen worden genoemd."
|