"Brāhmaṇa heeft zes soorten levensonderhoud, sat-karma. Paṭhana pāṭhana yajana yājana dāna-pratigraha (SB 5.17.11, puport). Een brāhmaṇa, goed gekwalificeerd, moet een zeer geleerde geleerde zijn, paṭhana. En hij moet in staat zijn om zijn discipel ook erg geleerd te maken. Paṭhana pāṭhana. Hij moet de Godheid aanbidden, yajana yājana. En hij moet ook voor anderen aanbidden, yajana yājana. Dāna-pratigraha: hij moet liefdadigheid van discipelen en anderen aanvaarden, en het opnieuw verdelen. Dāna- pratigraha. Een brāhmaṇa hoort altijd een bedelaar te blijven. Zelfs als hij lakhs en lakhs van roepies krijgt, geeft hij het uit voor Kṛṣṇa-bewustzijn. Dat is het teken van brāhmaṇa. Dus zelfs zo'n brāhmaṇa, als hij geen Vaiṣṇava is, dan kan hij geen goeroe worden."
|