"Thuis, als iemand geen moeder heeft en als zijn vrouw niet heel erg, ik bedoel, wat wordt genoemd, apriya-vādinī, niet erg goed spreekt... De vrouw is bedoeld om heel goed met de man te praten. Dat is de man -en vrouw relatie. Dus, Cāṇakya Paṇḍita zegt dat als de vrouw niet erg gehecht is en niet erg goed spreekt... Betekent: Houdt niet van de man in het algemeen. Als zo'n vrouw thuis is en de moeder er niet is... Dit is ideaal Indiaas gelukkig huis. (gelach) Maar in jouw land is het zeer zeldzaam, zie je. Maar dit is de standaard van geluk. Dus, als er geen moeder is en er is geen goede vrouw, dan: Araṇyaṁ tena gantavyam, hij zou onmiddelijk uit dat huis moeten gaan. Araṇyam: Hij zou naar het bos moeten gaan. "Waarom bos? In de stad heb ik een heel mooi huis, een mooi gebouw." Nee. Voor iemand die geen goede vrouw heeft, noch moeder, voor hem: Yathāraṇyaṁ tathā gṛham. Voor hem is dit huis of het bos hetzelfde."
|