"Brahma-bhūtaḥ prasannātmā. Mensen zijn bezorgd, vooral de karmī's, hoe ze dit lichaam moeten onderhouden, maar, wanneer iemand tot de conclusie komt, dat: "Ik ben dit lichaam niet", neemt zijn interesse voor het onderhouden van het lichaam natuurlijk af. Praktisch wordt het nihil. Nidrāhāra-vihārakādi-vijitau. Je zult aan het gedrag van de Gosvāmī's zien, dat ze praktisch de behoeften van dit lichaam hebben overwonnen. Maar dat betekent niet dat hij alle activiteiten moet staken. De Māyāvāda-filosofie, zij zeggen dat, wanneer iemand brahma-bhūtaḥ, ātmārāma wordt, hij niets meer te doen heeft. Nee. De śāstra (geschriften) zegt dat niet. Śāstra zegt dat, wanneer je ātmārāma of brahma-bhūtaḥ wordt, je materiële angsten, materiële activiteiten, ze gestopt worden. Brahma-bhūtaḥ prasannātmā (BG 18.54) (1972). Prasannātmā: Hij heeft niets te doen."
|