"Tad viddhi praṇipātena paripraśnena sevayā (BG 4.34). Men moet de Bhagavad-gītā onderdanig bestuderen, praṇipātena, paripraśnena leren door oprecht onderzoek, en het te leren van iemand die het heeft gezien. Je kunt geen kennis hebben, iemand die de waarheid niet heeft gezien. Als je zegt: "Hoe is het mogelijk dat je . . . ?" We hebben dit paramparā-systeem doorzien. Hetzelfde: "Dit is een potlood." Ik heb het van mijn vader geleerd, "het is een potlood", dat is alles. Je kunt het geen stok noemen; het is een potlood. Mijn vader heeft mij geleerd dat: "Dit is potlood", ik weet het. Dat is alles. Het is heel gemakkelijk. Maar als iemand volgt, is zijn leven succesvol. Heel gemakkelijk."
|