NL/Prabhupada 0442 - In de christelijke theologie bidt men tot God: "Geef ons heden ons dagelijks brood"

Revision as of 21:52, 6 March 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0442 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1968 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 2.8-12 -- Los Angeles, November 27, 1968

Toegewijde: "Kṛṣṇa zegt duidelijk dat in de toekomst ook de individualiteit van de Heer en anderen, zoals het is bevestigd in de Upaniṣads, eeuwig zal blijven. Deze uitspraak van Kṛṣṇa is gezaghebbend."

Prabhupāda: Ja, Upaniṣad zegt nityo nityānām. Nu, nitya betekent eeuwig, en de Allerhoogste Heer is de allerhoogste eeuwige, en wij individuele zielen, we zijn ook vele eeuwigen. Dus Hij is de eeuwige leider. Eko bahūnām... Hoe is Hij leider? Eko bahūnāṁ vidadhāti kāmān. Die ene, enkelvoud eeuwige, persoon, Hij levert al de behoeften van andere eeuwigen. Deze dingen zijn duidelijk gezegd in de Veda's. En eigenlijk zijn we het aan het ervaren. Net als in de Christelijke theologie, het individu gaat naar de kerk en bidt tot God, "Geef ons heden ons dagelijks brood." Waarom vraagt ​​hij het aan God? Natuurlijk, deze atheïstische klasse van mensen zijn ze nu aan het leren : "Waar is het brood? Je gaat naar de kerk. Je komt naar ons; wij zullen jullie brood leveren." Dus deze Vedische gedachte is er ook. De Veda's zeggen, eko bahūnāṁ vidadhāti kāmān. Dat Allerhoogste eeuwige, Hij is aan het leveren, Hij behoudt alle andere individuele eeuwigen. En Bijbel gebiedt ook dat "Je gaat, vraag om uw brood aan God." Dus tenzij God handhaver en leverancier is, waarom is dit gebod er? Daarom is Hij de leider; Hij is de beheerder. En de Veda's zeggen duidelijk dat dit de positie is. Hij is de Allerhoogste. En door dit te weten kan iemand tot vrede komen. Dat is het Vedische gebod. Ga verder.

Toegewijde: "Deze uitspraak van Kṛṣṇa is gezaghebbend, omdat Kṛṣṇa niet onderhevig aan de illusie kan zijn. Als individualiteit..."

Prabhupāda: Ja. Als de Māyāvādī filosoof zegt dat deze verklaring van Kṛṣṇa in māyā is, dat Hij zegt dat "Iedereen was individueel in het verleden. Nee, in het verleden was iedereen één, homogeen. Door māyā, zijn we individueel geworden." Als de Māyāvādī zegt als dat, dan wordt Kṛṣṇa één van de geconditioneerde zielen. Hij doet niet... Hij Zijn gezag verliest. Omdat een geconditioneerde ziel kan je niet de waarheid geven. Ik ben een geconditioneerde ziel. Ik kan iets niet zeggen dat absoluut is. Dus Kṛṣṇa wordt aanvaard als de Meest Volkomen. Dus als de Māyāvādī theorie wordt aanvaard, dan moet Kṛṣṇa's theorie worden afgewezen. Als Kṛṣṇa wordt afgewezen, dan is er geen behoefte om boeken van Kṛṣṇa te lezen, de Bhagavad-gītā. Het is nutteloos, zonde van de tijd. Als Hij een geconditioneerde ziel zoals wij is... Omdat we geen instructies van een geconditioneerde ziel kunnen nemen. Dus de geestelijk leraar, zelfs als je hem neemt als een geconditioneerde ziel, maar hij spreekt niets van zijn eigen kant. Hij spreekt van de kant van Kṛṣṇa. Dus tenzij... Het Vedische principe is dat, tenzij men niet bevrijd is van de materiële geconditioneerdheid, kan hij ons geen perfecte kennis geven. De geconditioneerde ziel, hoe hij ook academisch gevorderd is, opgeleid, hij kan ons geen perfecte kennis geven. Alleen iemand die boven de toestand van deze materiële wetten is, Hij kan ons de perfecte kennis geven. Op dezelfde manier Śaṅkarācārya, hij is ook een impersonalist, maar hij aanvaardt Kṛṣṇa als het hoogste gezag. Sa bhagavān svayaṁ kṛṣṇa. "Kṛṣṇa is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods." De moderne Māyāvādī filosofen, ze zullen deze uitspraak van Śaṅkarācārya niet bekend maken. Om mensen te bedriegen. Maar de verklaring van Śaṅkarācārya is daar. We kunnen bewijs geven. Hij aanvaardt Kṛṣṇa als het hoogste gezag. Hij heeft zo veel leuke gedichten geschreven, Kṛṣṇa prijzend of aanbiddend. En op de laatste keer dat hij zegt, bhaja govindaṁ bhaja govindaṁ bhaja govindaṁ mūḍha-mate. "Jullie dwazen. Oh, ben je afhankelijk van de grammatica om te begrijpen." "Dit is allemaal onzin." Bhaja Govindam. "Aanbidt Govinda." Bhaja govindaṁ bhaja... Drie keer zegt hij. "Aanbidt Govinda." Bhaja govindaṁ bhaja govindaṁ bhaja govindam. Net als Chaitanya Mahāprabhu zegt drie keer, harer nāma harer nāma harer nāma ((CC Adi 17.21). Drie keer betekent het geven van te veel stress. Net zoals we soms zeggen: "Je doet dit, doe dit, doe dit." Dat betekent niet meer ontkennen. Stop alle stress. Dus zodra één ding drie keer is benadrukt, dat betekent definitief. Dus Śaṅkarācārya zegt, bhaja govindaṁ bhaja govindaṁ bhaja govindaṁ mūḍha-mate. Mūḍha, mūḍha heb ik meerdere malen uitgelegd. Mūḍha betekent boefje, ezel. Je bent afhankelijk van je grammaticale kennis, dukṛn karaṇe. Dukṛn, dit zijn grammaticale affix en prefix, pratya, prakaraṇa. Dus u bent afhankelijk van deze verbale roots, die verbale roots, en het creëren van, het interpreteren van uw betekenis op een andere manier. Dit is allemaal onzin. Dit dukṛn karaṇe, uw grammaticale goochelarij van woorden, zal je niet sparen op het moment van de dood. Boefje, aanbidt Govinda, Govinda, Govinda. Dat is ook het voorschrift van Śaṅkarācārya. Omdat hij een toegewijde was, hij was een groot toegewijde. Maar hij deed alsof hij een atheïst was, want hij moest omgaan met de atheïsten. Tenzij hij zichzelf presenteert als een atheïst, zullen de atheïstische volgelingen hem niet horen. Daarom presenteerde hij Māyāvāda filosofie voor het moment. De Māyāvāda filosofie kan niet eeuwig worden aanvaard. De eeuwige filosofie is de Bhagavad-gītā. Dat is het oordeel.