NL/Prabhupada 0449 - Met Bhakti kan je de Allerhoogste Heer beheersen. Dat is de enige manier

Revision as of 23:16, 10 March 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0449 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1977 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on SB 7.9.3 -- Mayapur, February 17, 1977

Dus Brahmā, Heer Brahmā, hij wordt verondersteld het eerste levende wezen in dit universum te zijn. Lakṣmī werd bang; Brahmā werd ook heel erg bang. Daarom verzocht Brahmā Prahlāda Mahārāja dat "Je gaat vooruit, mijn lieve zoon, en kalmeer de Heer. Je kunt dit doen, want voor jou is Hij verschenen in dit woeste kenmerk. Je vader beledigde Hem op zoveel manieren door je plagen, door je te straffen, door je in de problemen te brengen. Daarom verscheen Hij heel boos. Dus je kunt hem kalmeren. Wij kunnen niet. Het is niet mogelijk." Prahlāda preṣayām āsa brahma avasthita antike. Dus Prahlāda Mahārāja, die een zeer verheven toegewijde is, hij kon de Heer kalmeren. Bhaktyā, door bhakti, kunt je de Allerhoogste Heer controleren. Dat is de enige manier. Bhaktyā maṁ abhijānāti (BG 18.55). Het begrip is ook door bhakti, en door bhakti kun je God besturen. Vedeṣu durlabham adurlabha ātmā-bhaktau. Je kunt God niet begrijpen door het bestuderen van de Veda's. Vedeṣu durlabham adurlabha ātmā-bhaktau. Maar voor Zijn toegewijden, is Hij zeer, zeer gemakkelijk beschikbaar. Daarom is bhakti de enige bron. Bhaktyām ekayā grāhyam. Alleen door bhakti kunt je toenaderen, kun je met God op hetzelfde niveau praten net zoals met een vriend. De koeherdersjongens, ze behandelden Kṛṣṇa op dezelfde status: "Kṛṣṇa is net als wij." Maar ze hielden heel, heel intens veel van Kṛṣṇa. Dat is hun kwalificatie. Daarom stemde Kṛṣṇa er soms mee in om de koeherdersjongens op Zijn schouder te nemen. Dus dit is de... Kṛṣṇa wil dat, dat "Mijn bhakta... Wees Mijn bhakta en controleer Mij. Iedereen aanbidt Mij met ontzag en eerbied. Ik wil dat iemand naar voren komt en Mij controleert." Dat wil Hij. Daarom heeft Hij Moeder Yaśodā geaccepteerd om Hem te beheersen. Hoe kan God worden gecontroleerd? Īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ (Bs. 5.1). Hij is de Allerhoogste Bestuurder. Wie kan Hem controleren? Het is niet mogelijk. Maar Hij is het er mee eens om worden gecontroleerd door Zijn zuivere toegewijde. Hij is het ermee eens: "Ja, moeder, je controleert Mij. Je bind Me. U toont Mij uw stok, zodat Ik bang zou kunnen zijn."

Dus alles is er. Denk niet dat God nul is, nee, śūnyavādi. Hij is alles. Janmādy asya yataḥ (SB 1.1.1). Athāto brahma jijñāsā. Je stelt een vraag over Brahman. Param brahma param dhāma pavitraṁ paramaṁ bhavan (BG 10.12). Dus er moet woede zijn, niet dat God altijd vredelievend moet zijn. Maar het verschil is dat Zijn woede en Zijn vreedzame houding hetzelfde resultaat produceren. Prahlāda Mahārāja, een toegewijde... Hij is zeer tevreden met Prahlāda Mahārāja, en Hij is zeer ontevreden met zijn vader, maar het resultaat is hetzelfde: beiden kregen bevrijding. Hoewel een toegewijde een metgezel wordt, terwijl de demoon die wordt gedood door God, die wordt geen metgezel - hij is niet gekwalificeerd - maar hij komt in het spirituele rijk. Hij krijgt de bevrijding uit deze materiële gebondenheid. Dus waarom moet een ​​toegewijde hetzelfde standpunt innemen? Daarom māṁ eti. Tato māṁ tattvato jñātvā viśate tad-anantaram (BG 18.55). Ze viśate, betreedt, komt in het spirituele rijk. Iedereen die is bevrijd, komt daar binnen.

brahma-bhūtaḥ prasannātmā
na śocati na kāṅkṣati
samaḥ sarveṣu bhūteṣu
mad-bhaktiṁ labhate...
(BG 18.54)

Maar degenen die toegewijden zijn, zij mogen naar de planeet gaan, Vaikuṇṭha planeet of Goloka Vṛndāvana planeet. Zo krijgt men zijn oorspronkelijke positie. Maar als we niet tot bhakti komen, dan kunnen we in de Brahman schittering komen, maar er is daar kans om te vallen. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adho 'nādṛta-yusmad-aṅghrayaḥ (SB 10.2.32). Dus degenen die impersonalist zijn, zij kunnen in het spirituele rijk komen. Dat heet paraṁ padaṁ. Padaṁ padaṁ yad vipadāṁ na teṣām (SB 10.14.58). Maar er is ook kans om te vallen. Āruhya kṛcchreṇa. Na zware boetedoeningen kan men in de Brahman schittering komen. Maar tenzij je informatie krijgt over de paraṁ padaṁ - samāśritā ye pada pallava plavam - is er kans op vallen. In de materiële wereld is er bhūtvā bhūtvā pralīyate (BG 8.19).

Maar in het spirituele ook, als je in het spirituele rijk komt, van daar ook, zelfs soms gebeurt dat. Natuurlijk, dat is door Gods verlangen. Net als Jaya-Vijaya. Ze waren persoonlijke metgezellen. Maar de verklaring is dat Kṛṣṇa wilde dat "ze moeten gaan..., de Hiraṇyakaśipu..., deze twee, Jaya-Vijaya, ze moet naar de materiële wereld gaan, en ik moet vechten met hen." Want dat vechten, om boos te worden, die tendens is er. Waar zal Hij het vertonen? In de Vaikuṇṭha is er geen kans om deze woede tentoon te stellen en te vechten. Dat is niet mogelijk. Daarom beweegt Hij Zijn toegewijde tot "Ga naar de materiële wereld en word Mijn vijand, en Ik zal vechten. Ik zal boos worden, "want in de Vaikuṇṭha, spirituele rijk, is er geen kans. Iedereen is aan het dienen; iedereen is vriendelijk. Een beetje relatie... Waar is de kwestie van vechten? Maar vechtlust is er; boosheid is er. Waar zal Hij het vertonen? En daarom incarneert Kṛṣṇa, Hij wordt boos en een toegewijde wordt vijand, en dit is Kṛṣṇa-līlā, nitya-līlā. Het is er aan de hand. Veel dank.

Toegewijden: Jaya! Haribol!