NL/BG 7.13: Difference between revisions

(Bhagavad-gita Compile Form edit)
 
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists)
 
Line 2: Line 2:
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 7| Hoofdstuk 7: Kennis van de Absolute]]'''</div>
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 7| Hoofdstuk 7: Kennis van de Absolute]]'''</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 7.12| BG 7.12]] '''[[NL/BG 7.12|BG 7.12]] - [[NL/BG 7.14|BG 7.14]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 7.14| BG 7.14]]</div>
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 7.12| BG 7.12]] '''[[NL/BG 7.12|BG 7.12]] - [[NL/BG 7.14|BG 7.14]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 7.14| BG 7.14]]</div>
{{RandomImageRU}}
{{RandomImage|Dutch}}


==== VERS 13 ====
==== VERS 13 ====
<div class="devanagari">
:त्रिभिर्गुणमयैर्भावैरेभिः सर्वमिदं जगत् ।
:मोहितं नाभिजानाति मामेभ्यः परमव्ययम् ॥१३॥
</div>


<div class="verse">
<div class="verse">
:''tribhir guṇa-mayair bhāvair, ebhiḥ sarvam idaṁ jagat''
:tribhir guṇa-mayair bhāvair
:''mohitaṁ nābhijānāti, mām ebhyaḥ param avyayam''
:ebhiḥ sarvam idaṁ jagat
 
:mohitaṁ nābhijānāti
:mām ebhyaḥ param avyayam
</div>
</div>


Line 15: Line 21:


<div class="synonyms">
<div class="synonyms">
tribhiḥ — drie; guṇa-mayaiḥ — bestaande uit de guṇa’s; bhāvaiḥ — door de zijnstoestanden; ebhiḥ — al deze; sarvam — hele; idam — dit; jagat — universum; mohitam — misleid; na abhijānāti — kent niet; mām — Mij; ebhyaḥ — boven deze; param — de Allerhoogste; avyayam — onuitputtelijk.
''tribhiḥ'' — drie; ''guṇa-mayaiḥ'' — bestaande uit de guṇa’s; ''bhāvaiḥ'' — door de zijns-toestanden; ''ebhiḥ'' — al deze; ''sarvam'' — hele; ''idam'' — dit; ''jagat'' — universum; ''mohitam'' — misleid; ''na abhijānāti'' — kent niet; ''mām'' — Mij; ''ebhyaḥ'' — boven deze; ''param'' — de Allerhoogste; ''avyayam'' — onuitputtelijk.
</div>
</div>


Line 29: Line 35:
De hele wereld is betoverd door de drie hoedanigheden van de materiële natuur. Zij die verward zijn door deze drie hoedanigheden kunnen niet begrijpen dat de Allerhoogste Heer, Kṛṣṇa, boven deze materiële natuur verheven is.
De hele wereld is betoverd door de drie hoedanigheden van de materiële natuur. Zij die verward zijn door deze drie hoedanigheden kunnen niet begrijpen dat de Allerhoogste Heer, Kṛṣṇa, boven deze materiële natuur verheven is.


Elk levend wezen dat onder de invloed staat van de materiële natuur, heeft een bepaald type lichaam en ook bepaalde psychologische en biologische activiteiten die daarmee samengaan. Er zijn vier klassen van mensen die binnen de drie hoedanigheden van de materiële natuur functioneren. Zij die zich zuiver in de hoedanigheid goedheid bevinden worden brāhmaṇa’s genoemd. Zij die zich zuiver in de hoedanigheid hartstocht bevinden worden kṣatriya’s genoemd. Zij die zich in de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid bevinden worden vaiśya’s genoemd. En zij die compleet in onwetendheid zijn worden śūdra’s genoemd. En lager dan deze vier onderverdelingen vinden we de dieren of het dierlijk leven.
Elk levend wezen dat onder de invloed staat van de materiële natuur, heeft een bepaald type lichaam en ook bepaalde psychologische en biologische activiteiten die daarmee samengaan. Er zijn vier klassen van mensen die binnen de drie hoedanigheden van de materiële natuur functioneren. Zij die zich zuiver in de hoedanigheid goedheid bevinden worden ''brāhmaṇa’s'' genoemd. Zij die zich zuiver in de hoedanigheid hartstocht bevinden worden ''kṣatriya’s'' genoemd. Zij die zich in de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid bevinden worden ''vaiśya’s'' genoemd. En zij die compleet in onwetendheid zijn worden ''śūdra’s'' genoemd. En lager dan deze vier onderverdelingen vinden we de dieren of het dierlijk leven.


Maar deze benamingen zijn niet blijvend. Ik mag dan een brāhmaṇa, een kṣatriya, een vaiśya of wat dan ook zijn, dit leven is hoe dan ook tijdelijk. Maar ook al is het leven tijdelijk en weten we niet wat we in een volgend leven zullen worden, toch beschouwen we onszelf vanuit een lichamelijke levensopvatting, omdat we in de ban zijn van de illusionerende energie, waardoor we denken dat we Amerikaans, Indiaas of Russisch zijn of een brāhmaṇa, een hindoe, een moslim enz. Wanneer we verstrikt raken in de hoedanigheden van de materiële natuur, vergeten we de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die Zich achter al deze hoedanigheden bevindt. Heer Kṛṣṇa zegt daarom dat de levende wezens die misleid zijn door deze drie hoedanigheden van de materiële natuur, niet begrijpen dat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods Zich achter het materiële decor bevindt.
Maar deze benamingen zijn niet blijvend. Ik mag dan een ''brāhmaṇa'', een ''kṣatriya'', een ''vaiśya'' of wat dan ook zijn, dit leven is hoe dan ook tijdelijk. Maar ook al is het leven tijdelijk en weten we niet wat we in een volgend leven zullen worden, toch beschouwen we onszelf vanuit een lichamelijke levensopvatting, omdat we in de ban zijn van de illusionerende energie, waardoor we denken dat we Amerikaans, Indiaas of Russisch zijn of een ''brāhmaṇa'', een hindoe, een moslim enz. Wanneer we verstrikt raken in de hoedanigheden van de materiële natuur, vergeten we de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die Zich achter al deze hoedanigheden bevindt. Heer Kṛṣṇa zegt daarom dat de levende wezens die misleid zijn door deze drie hoedanigheden van de materiële natuur, niet begrijpen dat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods Zich achter het materiële decor bevindt.


Er bestaan veel verschillende levende wezens — mensen, halfgoden, dieren enz. — maar allemaal staan ze onder invloed van de materiële natuur en allemaal zijn ze de transcendentale Persoonlijkheid Gods vergeten. Zij die zich in de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid bevinden, en zelfs degenen in goedheid, kunnen niet verder komen dan het onpersoonlijk Brahman-aspect van de Absolute Waarheid. Ze raken verward door het persoonlijke aspect van de Allerhoogste Heer, dat alle schoonheid, rijkdom, kennis, kracht, roem en onthechting bezit. Als zelfs degenen die zich in goedheid bevinden dit niet kunnen begrijpen, hoeveel hoop is er dan voor degenen in hartstocht en onwetendheid? Kṛṣṇa-bewustzijn is ontstegen aan deze drie hoedanigheden van de materiële natuur en zij die werkelijk Kṛṣṇa-bewust zijn, zijn echt bevrijd.
Er bestaan veel verschillende levende wezens — mensen, halfgoden, dieren enz. — maar allemaal staan ze onder invloed van de materiële natuur en allemaal zijn ze de transcendentale Persoonlijkheid Gods vergeten. Zij die zich in de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid bevinden, en zelfs degenen in goedheid, kunnen niet verder komen dan het onpersoonlijk Brahman-aspect van de Absolute Waarheid. Ze raken verward door het persoonlijke aspect van de Allerhoogste Heer, dat alle schoonheid, rijkdom, kennis, kracht, roem en onthechting bezit. Als zelfs degenen die zich in goedheid bevinden dit niet kunnen begrijpen, hoeveel hoop is er dan voor degenen in hartstocht en onwetendheid? Kṛṣṇa-bewustzijn is ontstegen aan deze drie hoedanigheden van de materiële natuur en zij die werkelijk Kṛṣṇa-bewust zijn, zijn echt bevrijd.

Latest revision as of 13:16, 28 June 2018

Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda


VERS 13

त्रिभिर्गुणमयैर्भावैरेभिः सर्वमिदं जगत् ।
मोहितं नाभिजानाति मामेभ्यः परमव्ययम् ॥१३॥
tribhir guṇa-mayair bhāvair
ebhiḥ sarvam idaṁ jagat
mohitaṁ nābhijānāti
mām ebhyaḥ param avyayam

WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN

tribhiḥ — drie; guṇa-mayaiḥ — bestaande uit de guṇa’s; bhāvaiḥ — door de zijns-toestanden; ebhiḥ — al deze; sarvam — hele; idam — dit; jagat — universum; mohitam — misleid; na abhijānāti — kent niet; mām — Mij; ebhyaḥ — boven deze; param — de Allerhoogste; avyayam — onuitputtelijk.

VERTALING

Misleid door de drie hoedanigheden [goedheid, hartstocht en onwetendheid], is de hele wereld onbekend met Mij, die boven deze hoedanigheden verheven ben en onuitputtelijk.

COMMENTAAR

De hele wereld is betoverd door de drie hoedanigheden van de materiële natuur. Zij die verward zijn door deze drie hoedanigheden kunnen niet begrijpen dat de Allerhoogste Heer, Kṛṣṇa, boven deze materiële natuur verheven is.

Elk levend wezen dat onder de invloed staat van de materiële natuur, heeft een bepaald type lichaam en ook bepaalde psychologische en biologische activiteiten die daarmee samengaan. Er zijn vier klassen van mensen die binnen de drie hoedanigheden van de materiële natuur functioneren. Zij die zich zuiver in de hoedanigheid goedheid bevinden worden brāhmaṇa’s genoemd. Zij die zich zuiver in de hoedanigheid hartstocht bevinden worden kṣatriya’s genoemd. Zij die zich in de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid bevinden worden vaiśya’s genoemd. En zij die compleet in onwetendheid zijn worden śūdra’s genoemd. En lager dan deze vier onderverdelingen vinden we de dieren of het dierlijk leven.

Maar deze benamingen zijn niet blijvend. Ik mag dan een brāhmaṇa, een kṣatriya, een vaiśya of wat dan ook zijn, dit leven is hoe dan ook tijdelijk. Maar ook al is het leven tijdelijk en weten we niet wat we in een volgend leven zullen worden, toch beschouwen we onszelf vanuit een lichamelijke levensopvatting, omdat we in de ban zijn van de illusionerende energie, waardoor we denken dat we Amerikaans, Indiaas of Russisch zijn of een brāhmaṇa, een hindoe, een moslim enz. Wanneer we verstrikt raken in de hoedanigheden van de materiële natuur, vergeten we de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die Zich achter al deze hoedanigheden bevindt. Heer Kṛṣṇa zegt daarom dat de levende wezens die misleid zijn door deze drie hoedanigheden van de materiële natuur, niet begrijpen dat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods Zich achter het materiële decor bevindt.

Er bestaan veel verschillende levende wezens — mensen, halfgoden, dieren enz. — maar allemaal staan ze onder invloed van de materiële natuur en allemaal zijn ze de transcendentale Persoonlijkheid Gods vergeten. Zij die zich in de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid bevinden, en zelfs degenen in goedheid, kunnen niet verder komen dan het onpersoonlijk Brahman-aspect van de Absolute Waarheid. Ze raken verward door het persoonlijke aspect van de Allerhoogste Heer, dat alle schoonheid, rijkdom, kennis, kracht, roem en onthechting bezit. Als zelfs degenen die zich in goedheid bevinden dit niet kunnen begrijpen, hoeveel hoop is er dan voor degenen in hartstocht en onwetendheid? Kṛṣṇa-bewustzijn is ontstegen aan deze drie hoedanigheden van de materiële natuur en zij die werkelijk Kṛṣṇa-bewust zijn, zijn echt bevrijd.