NL/Prabhupada 0045 - Het object van kennis heet jneyam

Revision as of 09:22, 16 April 2015 by YamunaVani (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Yoruba Pages with Videos Category:Prabhupada 0045 - in all Languages Category:YO-Quotes - 1973 Category:YO-Quotes - Le...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 13.1-2 -- Paris, August 10, 1973

Prabhupāda:

prakṛtiṁ puruṣaṁ caiva
kṣetraṁ kṣetra-jñam eva ca
etad veditum icchāmi
jñānaṁ jñeyaṁ ca keśava
(BG 13.1)

Dit is het speciaal recht van de mens, dat hij de natuur kan begrijpen, deze kosmische manifestatie, en de genieter van de natuur, en hij kan volledig vertrouwd zijn met wat het objectief van kennis, jñeyam is. Er zijn drie dingen, jñeyam, jñāta, en jñāna. Het objectief van kennis, de kenner wordt jñāta genoemd, en het objectief van kennis wordt jñeyam genoemd. En het proces door wat men kan begrijpen, dat heet jñāna, kennis. Zodra we spreken over kennis, moeten er drie zaken zijn: het objectief van kennis, de persoon die probeert te weten en het proces waardoor de kennis is bereikt. Dus sommige van hen... Net zoals de materiële wetenschappers, ze proberen simpelweg de prakṛti te kennen. Maar ze kennen de puruṣa niet. Prakṛti betekent waarvan wordt genoten, en puruṣa betekent de genieter. Eigenlijk is de genieter Kṛṣṇa. Hij is de originele puruṣa. Dat zal worden toegegeven door Arjuna: puruṣaṁ śāśvatam. "U bent de originele genieter, puruṣam." Kṛṣṇa is de genieter, en elk van ons, de levende wezens, en de prakṛti, natuur, alles dient voor Kṛṣṇa's genot. Dat is Kṛṣṇa's... Een andere puruṣa, wij levende wezens. Wij zijn niet puruṣa. Wij zijn ook prakṛti. We zijn er om van genoten te worden. Maar in deze materiële conditie proberen we puruṣa te zijn, genieter. Dat betekent dat wanneer de prakṛti, of de levende wezens, puruṣa willen worden, dat is materiële conditie. Als een vrouw die probeert een man te worden, want dat is onnatuurlijk, op dezelfde manier wanneer de levende wezens, die van nature uit moet genoten worden... Het voorbeeld, zoals we al verschillende keren hebben gegeven, dat deze vinger neemt wat lekker eten, maar eigenlijk zijn de vingers niet de genieters. De vingers kunnen de echte genieter helpen, namelijk de maag. Het kan wat lekker eten opnemen en in de mond stoppen, en wanneer het naar de maag gaat, de echte genieter, dan alle prakṛtis, alle delen van het lichaam, alle ledematen, voelen voldoening. Dus de genieter is de maag, geen deel van het lichaam. Er staat een verhaal in de Hitopaniṣad, Hitopaniṣad, vanwaar de Aesop's Fabels zijn vertaald. Er, er is een verhaal: udarendriyānām. Udara. Udara betekent deze maag, en indriya betekent de zintuigen. Er is het verhaal van udarendriyānām. De zintuigen, alle zintuigen kwamen samen in een vergadering. Ze zeiden dat: "We werken, de zintuigen... " (terzijde:) Waarom is het open? "We werken." Het been zei: "Ja,, de hele dag wandel ik." De hand zei: "Ja, ik werk deze hele dag, terwijl het lichaam zei: "Jullie komen hier en nemen het eten, brengen kokende dingen. Ik kook ook." Dan de ogen, ze zeiden dat: "Ik zie." Iedere ledemaat, de lengte van het lichaam, gingen in staking dat "Het is gedaan met enkel voor de maag te werken die niets anders doet dan eten. We werken allemaal, en deze kerel, of deze maag eet enkel." Dan de, de staking... Net zoals de kapitalist en de werker. De werker gaat in staking, er wordt niet meer gewerkt. Dus al deze ledematen, delen van het lichaam, hielden een staking, en na twee, drie dagen, toen ze opnieuw vergaderden, spraken ze onderling: "Waarom worden we zwak? We kunnen nu niet werken." Het been zei ook: "Ja, ik voel me zwak." De handen voelden zich ook zwak, iedereen. Dus wat is de oorzaak? De oorzaak... Dan zei de maag: "Omdat ik niet eet. Dus als jullie sterk willen blijven, dan moeten jullie me te eten geven. Anders... Ik ben de genieter. Jullie zijn niet de genieters. Jullie moeten dingen geven voor mijn plezier. Dat is jullie positie." Dus ze begrepen het: "Ja, we kunnen niet rechtstreeks genieten. Dat is niet mogelijk." Het genot moet door de maag komen. Je neemt een rasagullā, jullie, de vingers, kunnen er niet van genieten. Je geeft het aan de mond, en wanneer het naar de maag gaat, dan is er onmiddellijk energie. Niet alleen de vingers genieten, de ogen, alle andere delen, ze voelen voldoening en kracht. Op dezelfde wijze is de echte genieter Kṛṣṇa. Kṛṣṇa zegt:

bhoktāraṁ yajña-tapasāṁ
sarva-loka-maheśvaram
suhṛdaṁ sarva-bhūtānāṁ
jñātvā māṁ śāntim ṛcchati
(BG 5.29)