NL/Prabhupada 0059 - Vergeet je werkelijke taak niet

Revision as of 20:43, 15 March 2022 by Harikirtandasa (talk | contribs)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Lecture on BG 2.14 -- Mexico, February 14, 1975

Dan is er de vraag dat: "Als ik eeuwig ben, waarom zijn er zoveel miserabele levensomstandigheden? En waarom word ik gedwongen om te sterven?" Dus dit is eigenlijk een intelligente vraag dat: "Als ik eeuwig ben, waarom zal ik dan in dit materieel lichaam blijven dat onderworpen is aan dood, geboorte, ouderdom en ziekte?" Daarom zegt Kṛṣṇa dat deze miserabele levensomstandigheid door dit materiële lichaam komt. Zij die karmī's zijn, dat wil zeggen, zij die bezig zijn met zinsbevrediging ... Zij worden karmī's genoemd. De karmī's hechten geen belang aan de toekomst, ze willen alleen direct levensvoorzieningen. Net zoals een kind zonder de zorg van de ouders de hele dag speelt en het toekomstig leven maakt hem niets uit, hij volgt geen onderwijs. Maar in de menselijke levensvorm, als we werkelijk intelligent zijn, zullen we ons best doen om dat leven of lichaam te krijgen waar er geen dood, geboorte, ouderdom en ziekte meer is.

Dus deze Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging probeert om mensen te onderrichten voor dat doel. Nu, iemand kan zeggen dat: "Als ik me alleen toewijd in Kṛṣṇa-bewustzijn hoe zullen mijn materiële behoeften dan voorzien worden?" Dus het antwoord is in de Bhagavad-gītā dat iedereen die alleen bezig is met Kṛṣṇa-bewustzijn, Kṛṣṇa voor al zijn levensbehoeften zal zorgen. Kṛṣṇa zorgt voor iedereens onderhoud. Eko yo bahūnāṁ vidadhāti kāmān (Kaṭha Upaniṣad 2.2.13): "Die ene Allerhoogste Persoon zorgt voor de behoeften van alle levende wezens. Dus voor een toegewijde die probeert om terug te keren naar huis, terug naar God, zal er geen schaarste zijn. Dus wees gerust. Kṛṣṇa zegt in de Bhagavad-gītā; teṣāṁ satata-yuktānāṁ yoga-kṣemaṁ vahāmy aham (BG 9.22): "Een toegewijde die altijd bezig is in Mijn dienst, Ik zorg ervoor dat zijn levensbehoeften vervuld zullen worden."

Een praktisch voorbeeld is dat in deze Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging we honderd centra hebben en in iedere tempel wonen niet minder dan vijfentwintig tot 250 toegewijden. Dus we hebben geen vaste bron van inkomsten en we spenderen in alle vestigingen tachtigduizend dollar per maand. Maar door de genade van Kṛṣṇa hebben we geen schaarste, alles is voorzien. Mensen zijn soms verrast dat: "Deze mensen werken niet, ze nemen geen baan, alleen Hare Kṛṣṇa zingen. Hoe leven ze?" Dus er is geen twijfel. Als katten en honden kunnen leven door de genade van God dan kunnen de toegewijden heel comfortabel leven door de genade van God. Er is geen twijfel, maar als iemand denkt dat: "Ik heb dit Hare Kṛṣṇa-bewustzijn opgenomen maar ik lijd aan zoveel dingen," voor hem of voor ons allen is er de instructie; mātrā-sparśās tu kaunteya śītoṣṇa-sukha-duḥkha-dāḥ (BG 2.14): "Deze pijn en plezier is net zoals winter en zomer." In de winter is het water pijnlijk en in de zomer is het water aangenaam. Dus wat is de aard van het water? Is het aangenaam of pijnlijk? Het is noch pijnlijk noch aangenaam maar in een bepaald seizoen door de huid aan te raken lijkt het pijnlijk of aangenaam te zijn. Zo'n pijn en plezier wordt hier uitgelegd: "Ze komen en gaan. Ze zijn niet permanent". Āgama apāyinaḥ anityāḥ betekent: "Ze komen en gaan, daarom zijn ze niet permanent." Kṛṣṇa adviseert daarom; tāṁs titikṣasva bhārata: "Gewoon tolereren." Maar vergeet niet je echte werk; Kṛṣṇa-bewustzijn. Geef niet om deze materiële pijn en plezier.