NL/Prabhupada 0136 - Door de opeenvolging van discipelen is de kennis gekomen

Revision as of 18:35, 4 May 2015 by Rishab (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0136 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1975 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture with Translator -- Sanand, December 25, 1975

Dus Bhagavān betekent de Allerhoogste Persoonlijkheid God. Absolute Waarheid is gerealiseerd in drie fases: brahmeti paramātmeti bhagavān iti śabdyate (SB 1.2.11). Absolute Waarheid kan gerealiseerd worden in het begin als onpersoonlijke Brahman, wat het doel is van de jñānīs, en vervolgens, Paramātmā, wat het doel is van de yogis, en ten slotte, het laatste woord in het absoluut begrip is persoon, de Allerhoogste Persoonlijkheid God. Ultieme kwestie is de Allerhoogste Persoonlijkheid God. Net zoals we begrijpen dat in de zon er de Allerhoogste Persoon of de sūrya-nārāyaṇa is, of de belangrijkste persoon in de zonneplaneet. Zijn naam is ook gegeven in de Bhagavad-gītā - Vivasvān. De Heer zegt in het Vierde Hoofdstuk, imaṁ vivasvate yogaṁ proktavān aham avyayam: (BG 4.1) "Ik heb eerst en vooral deze wetenschap, dit yoga systeem van Bhagavad-gītā onderwezen aan Vivasvān, de zonnegod." Vivasvān manave prāhur manur ikṣvākave 'bravīt. En Vivasvān, de zonnegod, onderwijs dit aan Manu, en Manu onderwees dit aan zijn zoon. Op deze manier, door de opeenvolging van de discipelen, is de kennis doorgegeven. Dus wanneer we spreken van jñāna, kennis, het moet geleerd worden van een persoon. Dus Bhagavān, het laatste woord in het begrijpen van de Absolute Waarheid, Hij zegt in deze Bhagavad-gītā.

Dus Vyāsadeva bedoeld hier specifiek, bhagavān uvāca. Hij zegt niet kṛṣṇa uvāca, want soms is Kṛṣṇa misbegrepen door de dwazen. Dus bhagavān uvāca, dit woord, betekent wat Hij ook zegt, er is geen fout of gebrek. Voor gewone mensen zoals wij zijn er vier fouten: bhrama pramāda vipralipsā kara-ṇāpāṭava. Dus in de Allerhoogste Persoonlijkheid God Kṛṣṇa of zelfgerealiseerde personen, dienaren van Kṛṣṇa, hen die Kṛṣṇa begrepen hebben, voor hen zijn er geen gebreken. Ze zijn perfect. Voor deze reden geeft Kṛṣṇa de instructie,

tad viddhi praṇipātena
paripraśnena sevayā
upadekṣyanti tad jñānaṁ
jñāninas tattva-darśinaḥ
(BG 4.34)

Hij die werkelijk gezien heeft of werkelijk de waarheid heeft gerealiseerd, je moet de kennis van daar nemen. Dus we moeten zo'n persoon benaderen. Anders, als we een speculant benaderen, kunnen we geen echte kennis krijgen. Dus zij die speculanten zijn, ze kunnen niet begrijpen wat God is. Daarom begaan ze de fout dat "God is zo," "God is zo," "Er is geen God," "Er is geen vorm." Al deze nonsens dingen zijn voorgesteld, want ze zijn onvolmaakt. Bhagavān zegt daarom, avajānanti māṁ mūḍhā mānuṣīṁ tanum āśritāḥ (BG 9.11). Want Hij komt voor ons voordeel in de menselijke vorm, de dwazen en schelmen beschouwen Hem als een gewoon persoon. Als Bhagavān zegt, ahaṁ bīja-pradaḥ pitā (BG 14.4), "Ik ben de zaadgevende vader," dus wij, elk van ons, we weten dat mijn vader een persoon is, zijn vader is een persoon, zijn vader is een persoon, en waarom zou de Allerhoogste Persoon of de allerhoogste vader een onpersoonlijk iemand worden? Waarom? En daarom moeten we leren van Bhagavān, de Allerhoogste Persoon, volledige kennis. Deze Bhagavad-gītā is daarom volledige kennis van de volledige Persoonlijkheid Gods. We kunnen zelfs niet één woord veranderen in deze Bhagavad-gītā. Dat is dwaasheid. Dus onze beweging voor Kṛṣṇa bewustzijn volgt dit principe. We produceren geen verzonnen dingen. We verdelen gewoonweg de boodschap gegeven door de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. En dit wordt effectief praktisch.