NL/Prabhupada 0297 - Iemand die nieuwsgierig is om de Absolute Waarheid te kennen heeft een spiritueel leraar nodig

Revision as of 08:45, 21 April 2016 by Lucija (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0297 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1968 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture -- Seattle, October 4, 1968

In ons proces, ādau gurvāśrayaṁ sad-dharma pṛcchāt. Men moet een bonafide spirituele leraar accepteren en men moet onderzoeken met behulp van hem, sad-dharma pṛcchāt. Ook in de Śrīmad-Bhāgavatam wordt gezegd dat jijñāsuḥ śreya uttamam. "Iemand die nieuwsgierig is om de Absolute Waarheid te kennen heeft nood aan een spirituele meester." Tasmād guruṁ prapadyeta jijñāsuḥ śreya uttamam (SB 11.3.21). Jijñāsuḥ betekent nieuwsgierig, wie onderzoekt. Onderzoeken is natuurlijk. Net als een kind: in de ontwikkeling van zijn leven onderzoekt ​​hij met behulp van zijn ouders, "Vader, wat is het? Moeder, wat is het? Wat is het? Wat is het?" Dit is goed. Een jongen, een kind die onderzoekt, dat betekent dat hij een zeer intelligent jongen is. Dus we moeten intelligent zijn en onderzoeken, jijñāsā. Brahma-jijñāsā. Dit leven is voor brahma-jijñāsā, om te begrijpen, om God te onderzoeken. Dan is een leven succesvol. Athāto brahma jijñāsā. En na onderzoeken, onderzoeken, onderzoeken, begrijpen, begrijpen, begrijpen, wat is dan het ultieme stadium? Dat staat in de Bhagavad Gita: bahūnāṁ janmanām ante jñānavān māṁ prapadyate (BG 7.19). Na vele, vele levens van onderzoek, wanneer men werkelijk een wijs man wordt, een man van kennis, wat gebeurt er dan? Bahūnāṁ janmanām ante jñānavān māṁ prapadyate: "Hij geeft zich over aan Mij," zegt Kṛṣṇa. Waarom? Vāsudevaḥ sarvam iti. Hij begrijpt dat Vasudeva, Kṛṣṇa, de oorzaak is van alle oorzaken. Sa mahātmā su-durlabhaḥ. Maar een dergelijke grote persoon is zeer zeldzaam, om te kunnen begrijpen. Daarom zegt de Caitanya-caritāmṛta, sei bado catura: hij is zeer intelligent.

Dus dit zijn de definities van intelligente personen. Dus als we intelligent willen zijn, kunnen we het proces implementeren om intelligenter te worden. Maar aan de andere kant, als we werkelijk intelligent zijn, waarom niet dit Kṛṣṇa-bewustzijn onmiddellijk opnemen en intelligent worden? Zonder, zonder door het hele proces, u neemt het... Het wordt u aangeboden door de meest royale incarnatie, Heer Caitanya. Hij biedt u, kṛṣṇa-prema-pradāya te (CC Madhya 19.53). Hij geeft u liefde voor Kṛṣṇa. Rūpa Gosvāmī bood zijn eerbetuigingen aan Heer Caitanya, namo mahā-vadānyāya kṛṣṇa-prema-pradāya te: "O, mijn lieve Heer Caitanya, U bent de meest liefdadige, grootmoedige van alle incarnaties. Waarom? Omdat u rechtstreeks liefde geeft voor Kṛṣṇa. De liefde voor Kṛṣṇa, die zelf niet kan worden bereikt na vele, vele levens, U levert het meteen, 'Neem het meteen.' Namo mahā-vadānyāya kṛṣṇa-prema-pradāya te kṛṣṇāya kṛṣṇa-caitanya. Men kon begrijpen dat "U bent Kṛṣṇa"; anders was het niet mogelijk voor iedereen om Kṛṣṇa-prema, liefde voor Kṛṣṇa aan te bieden, zo goedkoop. "U bent Kṛṣṇa, U hebt die macht." En eigenlijk is hij zo. Kṛṣṇa faalde om Kṛṣṇa-prema, liefde voor Kṛṣṇa te geven, toen Hij persoonlijk kwam en de Bhagavad-gītā onderwees. Hij zei simpelweg, sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja (BG 18.66). Maar de mensen begrepen Hem niet. Daarom kwam Kṛṣṇa als een toegewijde en bood Kṛṣṇa-prema aan, aan iedereen. Dus ons verzoek aan iedereen is dat je dit Kṛṣṇa-bewustzijn opneemt, en je zal voelen dat "ik wil niets meer, niets meer. Ik ben tevreden, helemaal tevreden. "Dank u zeer.

Je vous remercie beaucoup.