NL/Prabhupada 0533 - Radharani is Hari-priya; Krishna heel dierbaar: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0533 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1971 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
(Vanibot #0023: VideoLocalizer - changed YouTube player to show hard-coded subtitles version)
 
Line 6: Line 6:
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0532 - Het plezier van Krishna is niets materieels|0532|NL/Prabhupada 0534 - Probeer niet om Krishna kunstmatig te zien|0534}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 14: Line 17:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|dE-csTWDrMw|Radharani is Hari-priya, zeer dierbaar voor Krishna<br />- Prabhupāda  0533}}
{{youtube_right|c_ed6_uXJKY|Radharani is Hari-priya; Krishna heel dierbaar<br />- Prabhupāda  0533}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/710829RA.LON_Radhastami_clip6.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/710829RA.LON_Radhastami_clip6.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 26: Line 29:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Rādhārāṇī is hari-priyā, zeer dierbaar voor Kṛṣṇa. Dus als we Kṛṣṇa benaderen door middel van Rādhārāṇī, door de genade van Rādhārāṇī, dan wordt het heel eenvoudig. Als Rādhārāṇī aanbeveelt dat "Deze toegewijde is erg leuk," dan accepteert Kṛṣṇa meteen, hoe dwaas ik ook moge zijn. Omdat het door Rādhārāṇī wordt aanbevolen, aanvaardt Kṛṣṇa. Daarom in Vṛndāvana zul je alle toegewijden vinden, ze chanten of zingen meer Rādhārāṇī's naam dan Kṛṣṇa's naam. Overal waar je gaat, zul je de toegewijden zien die je aanspreken, "Jaya Rādhe." Je zult ze nog steeds in Vṛndāvana vinden. Ze verheerlijken Rādhārāṇī. Ze zijn meer geïnteresseerd, aanbidden Rādhārāṇī. Omdat hoe gevallen ik ook moge zijn, als ik op de een of andere manier Rādhārāṇī kan behagen, dan is het heel gemakkelijk voor mij om Kṛṣṇa te begrijpen. Anders  
Rādhārāṇī is ''hari-priyā''; Kṛṣṇa heel dierbaar. Dus als we Kṛṣṇa via Rādhārāṇī benaderen, door de genade van Rādhārāṇī wordt het dan heel eenvoudig. Als Rādhārāṇī aanbeveelt dat: "Deze toegewijde is heel goed," dan accepteert Kṛṣṇa me meteen, hoe stom ik ook mag zijn. Omdat het door Rādhārāṇī wordt aanbevolen, aanvaardt Kṛṣṇa het. Daarom zal je in Vṛndāvana zien dat alle toegewijden meer Rādhārāṇī's naam chanten dan Kṛṣṇa's naam. Overal waar je gaat zie je de toegewijden je aanspreken: "Jaya Rādhe." Je ziet het nog steeds in Vṛndāvana. Ze verheerlijken Rādhārāṇī. Ze zijn meer geïnteresseerd in het aanbidden van Rādhārāṇī. Want hoe gevallen ik ook kan zijn, als ik op de één of andere manier Rādhārāṇī kan behagen, dan is het heel gemakkelijk voor me om Kṛṣṇa te begrijpen. Anders:


:manuṣyāṇāṁ sahasreṣu
:''manuṣyāṇāṁ sahasreṣu''
:kaścid yatati siddhaye
:''kaścid yatati siddhaye''
:yatatām api siddhānāṁ
:''yatatām api siddhānāṁ''
:kaścid vetti māṁ tattvataḥ
:''kaścid vetti māṁ tattvataḥ''
:([[Vanisource:BG 7.3|BG 7.3]])
:([[NL/BG 7.3|BG 7.3]])


Als je het speculatieve proces om Kṛṣṇa te begrijpen neemt, zal het vele, vele levens in beslag nemen. Maar als je toegewijde dienst neemt, gewoon proberen Rādhārāṇī te behagen, en Kṛṣṇa zal heel gemakkelijk worden verkregen. Omdat Rādhārāṇī Kṛṣṇa kan verlossen. Ze is dus een groot toegewijde, het embleem van mahā-bhāgavata. Zelfs Kṛṣṇa kan niet begrijpen wat Radharani's kwaliteit is. Zelfs Kṛṣṇa, hoewel Hij zegt vedāhaṁ samatītāni ([[Vanisource:BG 7.26|BG 7.26]]): "Ik weet alles," nog, hij faalt in het begrijpen van Rādhārāṇī. Rādhārāṇī is zo groot. Hij zegt dat... Eigenlijk, Kṛṣṇa weet alles. Om Rādhārāṇī te begrijpen, aanvaarde Kṛṣṇa de positie van Rādhārāṇī. Kṛṣṇa wilde de potentie van Rādhārāṇī begrijpen. Kṛṣṇa dacht dat "ik ben vol. Ik ben volledig in elk opzicht, maar toch, ik wil Rādhārāṇī begrijpen. Waarom?" Deze neiging maakte Kṛṣṇa verplicht om de neigingen van Rādhārāṇī te aanvaarden, om Kṛṣṇa Zelf te begrijpen.  
Als je het speculatieve proces om Kṛṣṇa te begrijpen volgt dan zal het vele levens in beslag nemen. Maar als je toegewijde dienst doet, gewoon Rādhārāṇī proberen te behagen, dan zal Kṛṣṇa heel gemakkelijk verkregen worden. Omdat Rādhārāṇī Kṛṣṇa kan bezorgen. Ze is zo'n groot toegewijde, het embleem van mahā-bhāgavata.  


Dit is natuurlijk heel transcendentaal, grote wetenschap. Iemand die gevorderd is in Kṛṣṇa-bewustzijn en goed vertrouwd met de śāstra's, ze kunnen het begrijpen. Maar toch, we kunnen bespreken van de śāstra. Toen Kṛṣṇa Zichzelf wilde begrijpen, Hij nam de neiging van Śrīmatī Rādhārāṇī. En dat is Chaitanya Mahāprabhu. Rādhā-bhava-dyuti-suvalitam. Chaitanya Mahāprabhu is Kṛṣṇa, maar Hij heeft de neigingen van Rādhārāṇī geaccepteerd. Zoals Radharani altijd in de gevoelens van de scheiding van Kṛṣṇa is, Ook in de positie van Rādhārāṇī voelde Heer Caitanya scheiding van Kṛṣṇa. Dat is de leer van Heer Caitanya, gevoelens van scheiding, niet ontmoeting. Het proces van toegewijde dienst onderwezen door Chaitanya Mahāprabhu, en Zijn erfopvolging is hoe de scheiding te voelen van Kṛṣṇa. Dat is Rādhārāṇī''s positie, altijd het gevoel van de scheiding te hebben.  
Zelfs Kṛṣṇa kan niet begrijpen wat Rādhārāṇī's kwaliteit is. Zelfs Kṛṣṇa, hoewel Hij zegt: ''vedāhaṁ samatītāni'' ([[NL/BG 7.26|BG 7.26]]): "Ik weet alles," toch faalt Hij Rādhārāṇī te begrijpen. Rādhārāṇī is zo groot. Hij zegt dat ... Eigenlijk weet Kṛṣṇa alles. Om Rādhārāṇī te begrijpen nam Kṛṣṇa de positie van Rādhārāṇī aan. Kṛṣṇa wilde het vermogen van Rādhārāṇī begrijpen. Kṛṣṇa dacht dat: "Ik ben vol. Ik ben in elk opzicht volledig, maar toch wil Ik Rādhārāṇī begrijpen. Waarom?" Deze neiging verplichtte Kṛṣṇa om de gesteldheid van Rādhārāṇī aan te nemen, om Kṛṣṇa, Zichzelf te begrijpen. Dit is natuurlijk heel transcendentale grote wetenschap. Iemand die in Kṛṣṇa-bewustzijn gevorderd is en goed vertrouwd met de ''śāstra's'' kan het begrijpen. Maar toch kunnen we de ''śāstra'' bespreken. Toen Kṛṣṇa Zichzelf wilde begrijpen nam Hij de gesteldheid van Śrīmatī Rādhārāṇī aan. En dat is Caitanya Mahāprabhu. ''Rādhā-bhava-dyuti-suvalitam''. Caitanya Mahāprabhu is Kṛṣṇa, maar Hij heeft de gesteldheid van Rādhārāṇī aangenomen. Zoals Rādhārāṇī altijd gevoelens van gescheidenheid van Kṛṣṇa heeft, net zo voelde Heer Caitanya, in de positie van Rādhārāṇī, gescheidenheid van Kṛṣṇa. Dat is de leer van Heer Caitanya, gevoelens van gescheidenheid, niet samen zijn. Het proces van toegewijde dienst onderwezen door Caitanya Mahāprabhu en Zijn opeenvolging van discipelen is hoe gescheidenheid van Kṛṣṇa te voelen. Dat is Rādhārāṇī's positie, altijd de gescheidenheid voelen.  


De Gosvāmīs, zij ook, toen ze in Vṛndāvana waren, ze hebben nooit gezegd dat "ik heb Kṛṣṇa gezien." Hoewel ze de meest perfecte waren, ze hebben nooit gezegd dat "ik heb Kṛṣṇa gezien." Hun gebeden waren als volgt: he rādhe vraja-devike ca lalite he nanda-suno kutaḥ. He rādhe, Rādhārāṇī, he rādhe vraja-devike ca... Rādhārāṇī blijft niet alleen. Hij (Zij) blijft altijd met Zijn (Haar) vrienden, vraja-devī, Lalitā of Viśākha en andere jonge maagden van Vṛndāvana. Dus de Gosvāmīs bidden, in hun volwassen stadium, toen ze leefden in Vṛndāvana, bidden ze op deze manier he rādhe vraja-devike ca lalite he nanda-suno kutaḥ. "Waar, Rādhārāṇī, waar bent U? Waar zijn Uw metgezellen? Waar bent U, Nanda-suno, de zoon van Nanda Mahārāja, Kṛṣṇa? Waar zijn Jullie, allemaal?" Ze waren ernaar op zoek. Ze hebben nooit gezegd: "Ik heb Kṛṣṇa zien dansen met de gopīs. Gisteravond zag ik." (gelach) Dit is sahajiyā. Dit is geen volwassen toegewijde. Dit heet... Ze worden sahajiyā genoemd. Ze nemen alles heel goedkoop - Kṛṣṇa erg goedkoop, Radharani erg goedkoop - alsof ze elke avond te zien krijgen. Nee. De Gosvāmīs leren ons niet zoals dat. Ze zijn ernaar op zoek. He rādhe vraja-devike ca lalite he nanda-suno kutaḥ, śrī-govardhana-pādapa-tale kālindī-vanye kutaḥ: "Ben je daar onder de Govardhana Heuvel, of aan de oevers van de Yamuna?" Kālindī-vanye kutaḥ. Ghoṣantāv iti sarvato vraja-pure khedair mahā-vihvalau. Hun zaak was huilen als dit, "waar bent U? Waar bent U, Rādhārāṇī? Waar U ook bent, Lalitā, Viśākha, de metgezellen van Rādhārāṇī? Waar bent U, Kṛṣṇa? Bent U in de buurt van de Govardhana Heuvel of aan de oever van de Yamunā?" Ghoṣantāv iti sarvato vraja pure. Dus in de gehele landstreek van Vṛndāvana huilden ze en zochten naar Hen, khedair mahā-vihvalau, alsof hij gek is. Khedair mahā-vihvalau. Vande rūpa-sanātanau raghu-yugau śrī-jīva-gopālakau.
Ook de Gosvāmīs, toen ze in Vṛndāvana waren zeiden ze nooit dat: "Ik heb Kṛṣṇa gezien." Hoewel ze de meest perfecte waren zeiden ze nooit dat: "Ik heb Kṛṣṇa gezien." Hun gebeden waren als volgt: <br />
:''he rādhe vraja-devike ca lalite he nanda-suno kutaḥ''. <br />
:''He rādhe'', Rādhārāṇī, ''he rādhe vraja-devike ca'' ... <br />
Rādhārāṇī blijft niet alleen. Zij blijft altijd met Haar vrienden, Vraja-devī, Lalitā of Viśākha en andere jonge meisjes van Vṛndāvana. Dus de Gosvāmīs bidden, in hun gevorderde stadium, toen ze in Vṛndāvana woonden bidden ze op deze manier: <br />
:''he rādhe vraja-devike ca lalite he nanda-suno kutaḥ''. <br />
"Waar, Rādhārāṇī, waar bent U? Waar zijn Uw metgezellen? Waar bent U, Nanda-''suno'', de zoon van Nanda Mahārāja, Kṛṣṇa? Waar zijn Jullie allemaal?" Ze waren ernaar op zoek. Ze zeiden nooit: "Ik heb gisteravond Kṛṣṇa met de ''gopī's'' zien dansen." (gelach) Dat is ''sahajiyā''. Dat is geen gevorderde toegewijde. Ze worden ''sahajiyā'' genoemd. Ze nemen alles heel goedkoop, Kṛṣṇa heel goedkoop, Rādhārāṇī heel goedkoop - alsof ze het elke avond kunnen zien. Nee. De Gosvāmī's leren ons dat niet. Zij zijn ernaar op zoek. <br />
:''He rādhe vraja-devike ca lalite he nanda-suno kutaḥ, śrī-govardhana-pādapa-tale kālindī-vanye kutaḥ'': <br />
"Ben je daar onder de Govardhana heuvel, of aan de oevers van de Yamuna?" <br />
:''Kālindī-vanye kutaḥ''. <br />
:''Ghoṣantāv iti sarvato vraja-pure khedair mahā-vihvalau''. <br />
Hun gewoonte was om te huilen als dit: "Waar bent U? Waar bent U Rādhārāṇī? Waar bent U Lalitā, Viśākha, de metgezellen van Rādhārāṇī? Waar bent U Kṛṣṇa? Bent U bij de Govardhana heuvel of aan de oever van de Yamunā?" <br />
:''Ghoṣantāv iti sarvato vraja pure''. <br />
Dus in het gehele gebied van Vṛndāvana huilden ze en zochten naar Hen, <br />
:''khedair mahā-vihvalau'', alsof ze gek waren. ''Khedair mahā-vihvalau''. <br />
:''Vande rūpa-sanātanau raghu-yugau śrī-jīva-gopālakau''.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 16:12, 29 January 2021



Radhastami, Srimati Radharani's Appearance Day -- London, August 29, 1971

Rādhārāṇī is hari-priyā; Kṛṣṇa heel dierbaar. Dus als we Kṛṣṇa via Rādhārāṇī benaderen, door de genade van Rādhārāṇī wordt het dan heel eenvoudig. Als Rādhārāṇī aanbeveelt dat: "Deze toegewijde is heel goed," dan accepteert Kṛṣṇa me meteen, hoe stom ik ook mag zijn. Omdat het door Rādhārāṇī wordt aanbevolen, aanvaardt Kṛṣṇa het. Daarom zal je in Vṛndāvana zien dat alle toegewijden meer Rādhārāṇī's naam chanten dan Kṛṣṇa's naam. Overal waar je gaat zie je de toegewijden je aanspreken: "Jaya Rādhe." Je ziet het nog steeds in Vṛndāvana. Ze verheerlijken Rādhārāṇī. Ze zijn meer geïnteresseerd in het aanbidden van Rādhārāṇī. Want hoe gevallen ik ook kan zijn, als ik op de één of andere manier Rādhārāṇī kan behagen, dan is het heel gemakkelijk voor me om Kṛṣṇa te begrijpen. Anders:

manuṣyāṇāṁ sahasreṣu
kaścid yatati siddhaye
yatatām api siddhānāṁ
kaścid vetti māṁ tattvataḥ
(BG 7.3)

Als je het speculatieve proces om Kṛṣṇa te begrijpen volgt dan zal het vele levens in beslag nemen. Maar als je toegewijde dienst doet, gewoon Rādhārāṇī proberen te behagen, dan zal Kṛṣṇa heel gemakkelijk verkregen worden. Omdat Rādhārāṇī Kṛṣṇa kan bezorgen. Ze is zo'n groot toegewijde, het embleem van mahā-bhāgavata.

Zelfs Kṛṣṇa kan niet begrijpen wat Rādhārāṇī's kwaliteit is. Zelfs Kṛṣṇa, hoewel Hij zegt: vedāhaṁ samatītāni (BG 7.26): "Ik weet alles," toch faalt Hij Rādhārāṇī te begrijpen. Rādhārāṇī is zo groot. Hij zegt dat ... Eigenlijk weet Kṛṣṇa alles. Om Rādhārāṇī te begrijpen nam Kṛṣṇa de positie van Rādhārāṇī aan. Kṛṣṇa wilde het vermogen van Rādhārāṇī begrijpen. Kṛṣṇa dacht dat: "Ik ben vol. Ik ben in elk opzicht volledig, maar toch wil Ik Rādhārāṇī begrijpen. Waarom?" Deze neiging verplichtte Kṛṣṇa om de gesteldheid van Rādhārāṇī aan te nemen, om Kṛṣṇa, Zichzelf te begrijpen. Dit is natuurlijk heel transcendentale grote wetenschap. Iemand die in Kṛṣṇa-bewustzijn gevorderd is en goed vertrouwd met de śāstra's kan het begrijpen. Maar toch kunnen we de śāstra bespreken. Toen Kṛṣṇa Zichzelf wilde begrijpen nam Hij de gesteldheid van Śrīmatī Rādhārāṇī aan. En dat is Caitanya Mahāprabhu. Rādhā-bhava-dyuti-suvalitam. Caitanya Mahāprabhu is Kṛṣṇa, maar Hij heeft de gesteldheid van Rādhārāṇī aangenomen. Zoals Rādhārāṇī altijd gevoelens van gescheidenheid van Kṛṣṇa heeft, net zo voelde Heer Caitanya, in de positie van Rādhārāṇī, gescheidenheid van Kṛṣṇa. Dat is de leer van Heer Caitanya, gevoelens van gescheidenheid, niet samen zijn. Het proces van toegewijde dienst onderwezen door Caitanya Mahāprabhu en Zijn opeenvolging van discipelen is hoe gescheidenheid van Kṛṣṇa te voelen. Dat is Rādhārāṇī's positie, altijd de gescheidenheid voelen.

Ook de Gosvāmīs, toen ze in Vṛndāvana waren zeiden ze nooit dat: "Ik heb Kṛṣṇa gezien." Hoewel ze de meest perfecte waren zeiden ze nooit dat: "Ik heb Kṛṣṇa gezien." Hun gebeden waren als volgt:

he rādhe vraja-devike ca lalite he nanda-suno kutaḥ.
He rādhe, Rādhārāṇī, he rādhe vraja-devike ca ...

Rādhārāṇī blijft niet alleen. Zij blijft altijd met Haar vrienden, Vraja-devī, Lalitā of Viśākha en andere jonge meisjes van Vṛndāvana. Dus de Gosvāmīs bidden, in hun gevorderde stadium, toen ze in Vṛndāvana woonden bidden ze op deze manier:

he rādhe vraja-devike ca lalite he nanda-suno kutaḥ.

"Waar, Rādhārāṇī, waar bent U? Waar zijn Uw metgezellen? Waar bent U, Nanda-suno, de zoon van Nanda Mahārāja, Kṛṣṇa? Waar zijn Jullie allemaal?" Ze waren ernaar op zoek. Ze zeiden nooit: "Ik heb gisteravond Kṛṣṇa met de gopī's zien dansen." (gelach) Dat is sahajiyā. Dat is geen gevorderde toegewijde. Ze worden sahajiyā genoemd. Ze nemen alles heel goedkoop, Kṛṣṇa heel goedkoop, Rādhārāṇī heel goedkoop - alsof ze het elke avond kunnen zien. Nee. De Gosvāmī's leren ons dat niet. Zij zijn ernaar op zoek.

He rādhe vraja-devike ca lalite he nanda-suno kutaḥ, śrī-govardhana-pādapa-tale kālindī-vanye kutaḥ:

"Ben je daar onder de Govardhana heuvel, of aan de oevers van de Yamuna?"

Kālindī-vanye kutaḥ.
Ghoṣantāv iti sarvato vraja-pure khedair mahā-vihvalau.

Hun gewoonte was om te huilen als dit: "Waar bent U? Waar bent U Rādhārāṇī? Waar bent U Lalitā, Viśākha, de metgezellen van Rādhārāṇī? Waar bent U Kṛṣṇa? Bent U bij de Govardhana heuvel of aan de oever van de Yamunā?"

Ghoṣantāv iti sarvato vraja pure.

Dus in het gehele gebied van Vṛndāvana huilden ze en zochten naar Hen,

khedair mahā-vihvalau, alsof ze gek waren. Khedair mahā-vihvalau.
Vande rūpa-sanātanau raghu-yugau śrī-jīva-gopālakau.