NL/Prabhupada 0614 - We moeten erg voorzichtig zijn, vallen betekent een gat van miljoenen jaren

Revision as of 14:25, 8 August 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0614 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1976 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on SB 7.9.1 -- Mayapur, February 8, 1976

De lijst van halfgoden begint vanaf Heer Brahmā. Hij is de oorspronkelijke vader van de halfgoden en alle andere levende wezens. Hij is daarom bekend als prajā-pati of genaamd pitā-maha, grootvader, prajā-pati. Hij is de oorsprong van alles. De theorie van Darwin, een boefjes theorie, dat er geen leven was, maar volgens de Vedische kennis was er het beste leven, Brahmā. Vanaf daar begint het leven, en geleidelijk aan verlagen ze , materiele besmetting. Niet dat er geen leven was. Van een lage soort levensomstandigheden wordt één hoger en hoger verheven. Dat is een verkeerde theorie. De echte theorie is dat het leven begint bij de meest verheven persoon, Heer Brahmā, prajā-pati. Dus ze zijn op een gunstige manier naar voren gebracht, omdat je God niet kan benaderen in uw lagere toestand van het leven. Zie je? Lagere toestand van leven betekent zondige reactie. In die toestand kan je niet tot God naderen. Paraṁ brahma paraṁ dhāma pavitraṁ paramaṁ bhavān (BG 10.12). (Terzijde :) Wie praat er? Pavitraṁ paramaṁ bhavān. Kṛṣṇa is de allerhoogste pure, pavitraṁ paramam. Paramam betekent extreem. Zo kan niemand Kṛṣṇa benaderen, terwijl Hij onrein is. Dat is niet mogelijk. Net zoals sommige schurken, ze zeggen, "Het maakt niet uit wat je eet, wat je doet. Er is geen belemmering voor je spirituele vooruitgang." Deze rakkers, deze dwazen, ze misleiden de hele wereld dat in de zaak van het begrip van de Allerhoogste Persoon men zich kan gedragen als de low-grade personen. Nee, dat is niet mogelijk. Paraṁ brahma paraṁ dhāma pavitraṁ paramaṁ bhavān (BG 10.12).

Dus als je de hoogste pure moet benaderen, moet je zuiver worden. Anders is er geen mogelijkheid. Zonder vuur te zijn, kun je niet binnengaan in het vuur. Dan zul je worden verbrand. Op dezelfde manier, hoewel je ook Brahman bent... Een deel van Para-brahman is ook Brahman. Ahaṁ brahmāsmi. Dit is onze identificatie. Maar wat voor Brahman? Maar kleine deeltjes van Brahman, kleine deeltjes. Net als de vonk en het hele vuur. Beiden zijn vuur, maar vonk is vonk, en het grote vuur is het grote vuur. Dus de vonk kan geen groot vuur worden. Als hij dat wil worden, dan valt hij naar beneden. Dan dat beetje licht wat er was, vuur, het wordt gedoofd. Als de vonk uit onbeschaamdheid wil proberen om het grote vuur te worden, dan valt hij. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adhaḥ (SB 10.2.32). Āruhya kṛcchreṇa, door zware boetedoeningen en strengheid, kan je oplopen tot het onpersoonlijke Brahman, maar je zult weer vallen. Dat is het feit. Zoveel mensen, ze proberen samengevoegd te worden in het bestaan ​​van de Allerhoogste Brahman, maar het resultaat is dat ze vallen. Ze moeten vallen. Het is niet mogelijk. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adho anādṛta-yuṣmad-aṅghrayaḥ (SB 10.2.32). Zonder er zorg voor te dragen om de lotusvoeten van Kṛṣṇa te aanbidden zijn ze gevallen. Dus moeten we heel, heel voorzichtig zijn om niet te proberen om gelijk of groter dan Kṛṣṇa te worden. Er zijn een aantal boefjes, ze zeggen dat "die en die schurk is groter dan Kṛṣṇa." Ik wil hun naam niet noemen. Die schurken, ze zeggen dat "Aurobindo is groter dan Kṛṣṇa." Ze zeggen als dat. Weet je dat? Dus dit, de wereld, is vol met deugnieten en dwazen. We moeten... We moeten heel voorzichtig en intelligent vooruitgang in het spirituele leven maken. Neem het niet erg onbeduidend. We moeten erg voorzichtig zijn. Anders is er het vallen, en een keer gevallen betekent een gat van miljoenen jaren. Je hebt deze menselijke vorm van leven gekregen om Kṛṣṇa-bewustzijn te voltooien, maar als je niet serieus bent, dan zal de kloof weer miljoenen jaren zijn.

Daarom is het onze plicht tāṅdera caraṇa sevi, bhakta-sane vās. We moeten leven met de toegewijden en worden betrokken bij de dienst van de ācārya. Ācāryaṁ māṁ vijānīyān nāvamanyeta karhicit (SB 11.17.27). Men moet de ācārya begrijpen zoals Kṛṣṇa Zelf. Negeer hem niet. Yasya deve parā bhaktir yathā deve tathā gurau (ŚU 6.23). Dit is de verklaring. Daarom moeten we heel voorzichtig zijn. Net als hier ook. De brahmādaya, grote, grote halfgoden, zij konden de Heer niet tot bedaren te brengen, sussen. Hij was boos. Evaṁ surādayaḥ sarve brahma-rudra-puraḥ sarāḥ. (SB 7.9.1). Grote, grote persoonlijkheden, rudra, na upaitum. Na upaitum aśakan manyu. Ze konden Hem niet tot bedaren brengen, en saṁrambhaṁ sudurāsadam. Sudurāsadam, heel, heel moeilijk. Zodra we zijn veroordeeld door Kṛṣṇa, het is zeer, zeer moeilijk om weer op te staan. Mūḍhā janmani janmani (BG 16.20). Leven na leven worden we veroordeeld. Dat is onze straf. Dus doe niets wat Kṛṣṇa ongelukkig zal maken. Hou jezelf bezig met de dienst van de Heer. Heel simpel ding. Man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru (BG 18.65). Gewoon altijd denken aan Hem. Denk niet aan iemand anders, iets anders. Sarvopādhi-vinirmuktam (CC Madhya 19.170). Anyābhilāṣitā-śūnyam (BRS. 1.1.11). Probeer om uw dienst voor Kṛṣṇa te handhaven. Er is vierentwintig uur betrokkenheid, en probeer om het te volgen. Verwaarloos het niet. Dat zal je leven een succes maken.

Veel dank.

Toegewijden: Jaya Śrīla Prabhupāda. (einde)