NL/Prabhupada 0653 - Als God geen persoon is, hoe worden Zijn zonen dan personen?

Revision as of 11:01, 18 August 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0653 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1969 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid URL, must be MP3

Lecture on BG 6.6-12 -- Los Angeles, February 15, 1969

Toegewijde: "Er staat in de Padma Purāṇa, niemand kan de transcendentale aard van de naam, vorm, kwaliteiten en tijdverdrijf begrijpen van Śrī Kṛṣṇa door zijn materieel besmette zintuigen. Alleen wanneer men spiritueel verzadigd raakt door transcendentale dienst aan de Heer, worden de transcendentale naam, de vorm, de kwaliteit en de wederwaardigheden van de Heer aan hem geopenbaard."

Prabhupāda: Ja, dit is erg belangrijk. Nu, Kṛṣṇa, we accepteren Kṛṣṇa als de Allerhoogste Heer. Nu, hoe accepteren we Kṛṣṇa als de Allerhoogste Heer? Omdat het wordt vermeld in de Vedische literatuur, net als in de Brahma-saṁhitā, īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ sac-cid-ānanda-vigrahaḥ (BS 5.1). Verbeelding... Degenen die in de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid zijn, ze verbeelden de vorm van God. En als ze in de war zijn zeggen ze: "O, er is geen persoonlijke God. Het is allemaal onpersoonlijk of leegte." Dat is frustratie. Maar eigenlijk, God heeft vorm. Waarom niet? De Vedānta zegt janmādy asya yataḥ: (SB 1.1.1 de Allerhoogste Absolute Waarheid is dat van wie of van waaruit alles voortkomt. Nu hebben we vormen. Dus we hebben ook, moet zijn geweest... Niet alleen wij, er zijn verschillende vormen van de levende wezens. Waaruit ze komen? Waaruit deze vorm is ontstaan? Dit is een vraag met gezond verstand. Als God geen persoon is, dan hoe worden Zijn zonen personen? Als je vader niet een persoon is, hoe wordt je een persoon? Dit is een vraag met gezond verstand. Als mijn vader geen vorm heeft, waaruit krijg ik deze vorm? Maar mensen stellen zich voor, want als ze gefrustreerd worden, als ze zien dat deze vorm lastig is, dus God moet vormloos zijn. Dat is een tegengestelde opvatting van deze vorm. Maar Brahma-saṁhitā zegt nee. God heeft vorm, maar Hij is sac-cid-ānanda-vigrahaḥ. Īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ sac-cid-ānanda-vigrahaḥ (BS 5.1). Sat cit, ānanda. Sat betekent eeuwig. Sat betekent eeuwig, cit betekent kennis en ānanda betekent plezier. Dus God heeft vorm, maar Hij heeft een vorm die vol is van plezier, vol kennis en eeuwig. Vergelijk nu je lichaam. Je lichaam is noch eeuwig noch vol plezier noch vol kennis. Daarom heeft God vorm, maar Hij heeft een andere vorm. Maar zodra we spreken van vorm, we denken dat de vorm moet zijn als dit. Derhalve het tegenovergestelde, geen vorm. Dat is geen kennis. Dat is niet de kennis. Daarom wordt in de Padma Purāṇa gezegd dat je niet kunt begrijpen, over de vorm, naam, kwaliteit, parafernalia van God met deze materiële zintuigen. Ataḥ śrī-kṛṣṇa-nāmādi na bhaved grāhyam indriyaiḥ (SB 1.1.1). Door je zintuigelijke speculatie, want je zintuigen zijn onvolmaakt, hoe je kunt speculeren over de allerhoogste perfecte? Dat is niet mogelijk. Maar hoe is het mogelijk? Sevonmukhe hi jihvādau. Als je je zintuigen traint, als je je zintuigen zuivert, dat gezuiverde zintuig zal je helpen om God te zien.

Net zoals je een ziekte hebt, staar op je ogen hebt, betekent dat niet dat je niet kunt zien. Omdat je ogen lijden aan staar kan je niet zien. Dat betekent niet dat er niets te zien is. Je kan niet zien. Op dezelfde manier kun je niet zomaar bedenken wat de vorm van God nu is, maar als je staar wordt verwijderd kunt je zien. Dat is nodig. Premāñjana-cchurita-bhakti-vilocanena santaḥ sadaiva hṛdayeṣu vilokayanti (BS 5.38). De Brahma-saṁhitā zegt dat toegewijden wiens ogen gezalfd zijn met de liefde van God's zalf, dergelijke personen, in zijn hart, het zien van God, Kṛṣṇa, altijd, vierentwintig uur. Niet dat... Dus het is nodig om je zintuigen te zuiveren. Dan zul je in staat zijn om te begrijpen wat de vorm van God is, wat de naam van God is, wat de kwaliteit van God is, wat de parafernalia van God is. God heeft alles. Deze dingen worden besproken in de Vedische literatuur. Net als apāni-pādo javana-gṛhīta. Er wordt gezegd dat God geen handen of benen heeft. Maar Hij kan alles wat je offert accepteren. God heeft geen ogen en oren, maar Hij kan alles zien en Hij kan alles horen. Dit is dus contradictie. Dat betekent dat wanneer we spreken van het zien, denken we dat iemand de ogen als deze moet hebben. Dat is onze materialistische conceptie. God heeft ogen, Hij kan zelfs in het donker zien. Je kunt niet zien in het donker. Dus Hij heeft een ander oog. God kan horen. Als je bent… God is in Zijn koninkrijk, dat is op miljoenen en miljoenen mijlen afstand, maar als je iets zegt, fluisteren, samenzwering, Hij kan horen. Omdat Hij in je zit. Dus je kunt dat God ziet en God hoort of God aanraakt niet voorkomen.