NL/Prabhupada 0735 - We zijn zo dom dat we niet in een volgend leven geloven

Revision as of 11:35, 2 December 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0735 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1976 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on SB 7.9.41 -- Mayapura, March 19, 1976

Er zo veel jongens. Dat... Als hij zegt, "Nee, nee, nee. Ik zal geen jonge man worden. Ik zal kind blijven,"dat is niet mogelijk. Zijn lichaam zal veranderen. Niet dat hij zijn lichaam niet hoeft te veranderen. Nee, hij moet. Op dezelfde manier, dit lichaam, als het eindigt, dan kun je zeggen: "Ik geloof niet dat er een ander lichaam komt," maar het komt. "Moet" Een jonge man kan denken, "Dit lichaam is zo fijn. Ik geniet er van. Ik zal geen oude man worden." Nee, hij zal het worden. Dat is een wet van de natuur. Je kunt dat niet zeggen. En na de dood, als dit lichaam afgelopen is, moet je een ander lichaam aannemen. Tathā dehāntara-prāptiḥ. . Wie zegt dit? De Allerhoogste Heer, de Allerhoogste Persoon, Hij spreekt, de hoogste autoriteit. Probeer met je gewone verstand de wet te begrijpen. Er is een zeer eenvoudig voorbeeld. Er is leven. Dat kun je niet ontkennen. Leven bestaat. Dit leven, dit lichaam, heb je niet in de hand. Op dit moment, in dit leven, ben je erg trots op je kennis. Je hebt geen zin om het bestaan ​​van God te aanvaarden. Dwaas, dat zal gevolgen hebben. Na de dood sta je volledig onder de controle van de natuur. Dat is zo. Je kunt het niet vermijden. Als je dom bent, kun je zeggen, "Ik geloof niet in de wetten van de overheid. Ik doe waar ik zin in heb. Maar als je wordt gearresteerd, is alles voorbij. Dan word je gestraft, dat is zeker.

We zijn zo dwaas, dat we niet geloven in een volgende leven. Dat is gewoon waanzin. Er is een volgend leven, Krishna zegt het. Je kunt zeggen: "Wij geloven het niet." Of je er wel of niet in gelooft, maakt niet uit. Je staat onder de wetten van de natuur. Prakṛteḥ kriyamāṇāni guṇaiḥ karmāṇi sarvaśaḥ (BG 3.27). Kāraṇaṁ guṇa-saṅgo 'sya sad-asad-janma-yoniṣu (BG 13.22), Dat zegt Krishna. Waarom heb je het nu goed? Waarom heeft iemand ... De een heeft goed te eten, allemaal lekkers, en een ander dier eet uitwerpselen? Dit is niet per toeval. Het is geen toeval. Karmaṇā daiva-netreṇa (SB 3.31.1). Hij heeft zich zo gedragen, dat hij nu ontlasting moet eten. Hij moet het eten. Maar māyā, de illusoire energie is zo slim, terwijl het dier ontlasting, denkt hij, "Hemels." Zo is māyā. Hij eet ontlasting en hij denkt dat hij hemels aan het genieten is. Dat kan alleen in onwetendheid. Als hij zich herinnert: "Ik was een mens in mijn vorige leven, en ik at zo veel lekkers. Nu ben ik ontlasting aan het eten, " dan kan hij zo niet verder gaan. Dat heet prakṣepātmika-śakti-māyā. We vergeten. Vergeetachtigheid.