NL/Prabhupada 0759 - De koeien weten dat: "Deze mensen zullen me niet doden," ze zijn niet bezorgd: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0759 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1975 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
(Vanibot #0023: VideoLocalizer - changed YouTube player to show hard-coded subtitles version)
 
Line 6: Line 6:
[[Category:NL-Quotes - in Australia]]
[[Category:NL-Quotes - in Australia]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0758 - Dien iemand die zijn leven aan Krishna heeft gewijd|0758|NL/Prabhupada 0760 - Sex is niet verboden in onze beweging maar hypocrisie is verboden|0760}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 14: Line 17:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|VyZxt3bO_Wc|De koeien weten: deze mensen zullen me niet doden - ze zijn niet bezorgd<br/>- Prabhupāda 0759}}
{{youtube_right|wAgoIDv1r3w|De koeien weten dat: "Deze mensen zullen me niet doden," ze zijn niet bezorgd<br/>- Prabhupāda 0759}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<mp3player>File:730501SB-LOS_ANGELES_clip1.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/750522SB-MELBOURNE_clip1.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 26: Line 29:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
Het varken houd van ontlasting eten. Hij kan elk voedsel, zelfs ontlasting, eten. Dat is het leven van een varken. En het menselijk leven? Nee, nee, nee. Waarom zouden wij dat aanvaarden? Wij hebben lekker fruit, bloemen, granen en groenten, en melkproducten om te eten. God heeft ons dit gegeven. Waarom zouden wij ontlasting eten? Dit is het menselijke bewustzijn.  
Het varken houdt van poep eten. Dat betekent dat hij elk verdorven voedsel kan accepteren, zelfs poep. Dat is het leven van een varken. En het menselijk leven? Nee, nee. Waarom zou je het accepteren? Je neemt alleen lekker fruit, bloemen, granen en groenten en melkproducten om te eten. God heeft jou dat gegeven. Waarom zou je poep eten? Dit is menselijk bewustzijn.  


Als er verschillend voedsel verkrijgbaar is, dan kies ik het beste voedsel, vol vitaminen, vol van smaak, vol energie. Waarom zou ik iets anders kiezen? Nee, dat is menselijke intelligentie. Ons idee is dat we het beste voedsel aan Krishna offeren. Krishna zegt: "Geef me dit voedsel." Wat is dat? Patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati, tad aham aṣnāmi ([[Vanisource:BG 9.26|BG 9.26]]). Als je een gast hebt, dan vraag je hem, "Mijn beste vriend, wat wil je eten?" Als hij zegt: "Geef mij dit, dan zal ik heel blij zijn," dan het je plicht om hem dat te geven. Iemand kan vragen: "Waarom kan ik geen vlees aan Krishna offeren?" Nee, Krishna zegt dat niet. Krishna wil dat niet. Krishna zegt in de Bhagavad-Gita: "Geeft mij ..." Patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati ([[Vanisource:BG 9.26|BG 9.26]]): "Geef Me groenten, geef Me vruchten, geef Me granen, geef Me melk, schoon water, mooie bloemen en mooie Tulasi. "Tad aham aṣnāmi: "Dat wil ik eten." Krishna, God, kan alles eten, omdat Hij God is. Hij is almachtig. Hij vraagt ​​aan de toegewijden, "Geef me deze dingen." Dat doen we, we offeren deze dingen en variaties ervan aan Krishna. Dat is onze intelligentie. We kunnen variaties maken, bijvoorbeeld van melk. Ja kan wel vijftig verschillende bereidingen van melk maken, minstens. Zoveel variaties.  
Dus als er beter voedsel verkrijgbaar is dan moet ik het beste voedsel nemen vol vitaminen, vol van smaak, vol energie. Waarom zou ik iets anders nemen? Nee. Dat is menselijke intelligentie. Daarom is ons programma dat we aan Kṛṣṇa het beste voedsel offeren. Kṛṣṇa zegt: "Geef me dit voedsel." Wat is dat? ''Patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati, tad aham aṣnāmi'' ([[NL/BG 9.26|BG 9.26]]). Als je een gast uitnodigt dan moet je hem vragen: "Mijn beste vriend, wat kan ik je aanbieden, wil je eten?" Dus als hij zegt: "Geef mij dit ding dan zal ik heel tevreden zijn." Het is je plicht hem dat te geven.  


In New Vrindaban houden we koeien. Dit is een voorbeeld. Deze koeien geven melk, twee keer zoveel als bij andere boeren. Waarom? Omdat deze koeien weten: "Deze mensen zullen me niet doden." Ze zijn niet bezorgd. Stel, je hebt bepaald werk, maar je weet dat je over zeven dagen gedood zal worden. Kan je dan goed werk verrichten? Nee. Ook de koeien in de westerse landen weten: "Deze mensen geven me lekker graan en gras, maar uiteindelijk zullen ze me doden." Ze zijn dus niet gelukkig. Maar als ze er verzekerd van zijn dat ze niet zullen worden gedood, dan geven ze twee keer zoveel melk, dubbele hoeveelheid. Dat staat in de śāstra. In Mahārāja Yudhiṣṭhira's tijd waren de uiers van de koeien zo gevuld, dat ze hun melk over het weiland lieten vallen. De hele weidegrond was vochtig, modderig geworden van de melk. Het land was modderig van de melk, niet van de regen. Dat gebeurde toen. De koe is zo belangrijk. Ze geeft ons lekker voedsel, melk. Melk hebben we elke ochtend nodig. Waar is de gerechtigheid, als we eerst de melk van het dier nemen en haar vervolgens doden? Is dat gerechtigheid? Het is zeer, zeer zondig en we zullen daarom moeten lijden. In de śāstra staat: "Als je een zondige daad begaat, dan ga je naar een bepaald soort hel." Deze beschrijvingen staan in het vijfde Canto.
Net zo kan iemand vragen: "Waarom kan ik geen vlees aan Kṛṣṇa offeren?" Nee, Kṛṣṇa zegt dat niet. Kṛṣṇa wil het niet. Kṛṣṇa zegt in de Bhagavad-gītā: "Geef Mij ..." ''Patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati'' ([[NL/BG 9.26|BG 9.26]]): "Geef Me groenten, geef Me vruchten, geef Me granen, geef Me melk, lekker water, mooie bloemen en mooie ''tulasī''." ''Tad aham aṣnāmi'': "Dat eet Ik." Kṛṣṇa of God kan alles eten omdat Hij God is. Hij is almachtig. Maar Hij vraagt ​​aan de toegewijden: "Geef me deze dingen." Dus we zullen Kṛṣṇa deze dingen in verschillende variaties offeren. Dat is onze intelligentie. Je kan variaties maken, net als van melk. Ja kan tenminste vijftig verschillende gerechten van melk maken. Zoveel variaties.
 
In New Vrindaban houden we koeien. Dat is een voorbeeld. En de koeien geven melk, dubbel zoveel als bij andere boeren. Waarom? Omdat de koeien weten dat: "Deze mensen zullen me niet doden." Ze zijn niet bezorgd. Stel je bent met een bepaald werk bezig en als je weet dat: "Na zeven dagen zal ik gedood worden," kan je het werk dan goed doen? Nee. Net zo, de koeien in de westerse landen weten dat: "Deze mensen geven me lekker graan en gras maar uiteindelijk zullen ze me doden." Dus ze zijn niet gelukkig. Maar als ze zeker zijn dat: " Je zal niet gedood worden," dan zullen ze dubbel melk geven. Dat staat in de ''śāstra''. In de tijd van Mahārāja Yudhiṣṭhira waren de uiers van de koeien zo gevuld dat ze over het weiland druppelden, en de hele weidegrond werd vochtig, modderig, met melk. Het land was modderig van de melk, niet van water. Dat was de situatie.  
 
Daarom is de koe is zo belangrijk, zodat we goed voedsel, melk, kunnen krijgen. Melk hebben we elke ochtend nodig. Maar wat is de gerechtigheid dat we na de melk van het dier te nemen het doden? Is dat goede gerechtigheid? Dus het is heel erg zondig en we zullen ervoor moeten lijden. En het staat in de ''śāstra'' dat: "Als je deze zondige daad begaat dan ga je naar dit soort hel." Er staan beschrijvingen in het vijfde canto.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 13:56, 2 April 2021



750522 - Lecture SB 06.01.01-2 - Melbourne

Het varken houdt van poep eten. Dat betekent dat hij elk verdorven voedsel kan accepteren, zelfs poep. Dat is het leven van een varken. En het menselijk leven? Nee, nee. Waarom zou je het accepteren? Je neemt alleen lekker fruit, bloemen, granen en groenten en melkproducten om te eten. God heeft jou dat gegeven. Waarom zou je poep eten? Dit is menselijk bewustzijn.

Dus als er beter voedsel verkrijgbaar is dan moet ik het beste voedsel nemen vol vitaminen, vol van smaak, vol energie. Waarom zou ik iets anders nemen? Nee. Dat is menselijke intelligentie. Daarom is ons programma dat we aan Kṛṣṇa het beste voedsel offeren. Kṛṣṇa zegt: "Geef me dit voedsel." Wat is dat? Patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati, tad aham aṣnāmi (BG 9.26). Als je een gast uitnodigt dan moet je hem vragen: "Mijn beste vriend, wat kan ik je aanbieden, wil je eten?" Dus als hij zegt: "Geef mij dit ding dan zal ik heel tevreden zijn." Het is je plicht hem dat te geven.

Net zo kan iemand vragen: "Waarom kan ik geen vlees aan Kṛṣṇa offeren?" Nee, Kṛṣṇa zegt dat niet. Kṛṣṇa wil het niet. Kṛṣṇa zegt in de Bhagavad-gītā: "Geef Mij ..." Patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati (BG 9.26): "Geef Me groenten, geef Me vruchten, geef Me granen, geef Me melk, lekker water, mooie bloemen en mooie tulasī." Tad aham aṣnāmi: "Dat eet Ik." Kṛṣṇa of God kan alles eten omdat Hij God is. Hij is almachtig. Maar Hij vraagt ​​aan de toegewijden: "Geef me deze dingen." Dus we zullen Kṛṣṇa deze dingen in verschillende variaties offeren. Dat is onze intelligentie. Je kan variaties maken, net als van melk. Ja kan tenminste vijftig verschillende gerechten van melk maken. Zoveel variaties.

In New Vrindaban houden we koeien. Dat is een voorbeeld. En de koeien geven melk, dubbel zoveel als bij andere boeren. Waarom? Omdat de koeien weten dat: "Deze mensen zullen me niet doden." Ze zijn niet bezorgd. Stel je bent met een bepaald werk bezig en als je weet dat: "Na zeven dagen zal ik gedood worden," kan je het werk dan goed doen? Nee. Net zo, de koeien in de westerse landen weten dat: "Deze mensen geven me lekker graan en gras maar uiteindelijk zullen ze me doden." Dus ze zijn niet gelukkig. Maar als ze zeker zijn dat: " Je zal niet gedood worden," dan zullen ze dubbel melk geven. Dat staat in de śāstra. In de tijd van Mahārāja Yudhiṣṭhira waren de uiers van de koeien zo gevuld dat ze over het weiland druppelden, en de hele weidegrond werd vochtig, modderig, met melk. Het land was modderig van de melk, niet van water. Dat was de situatie.

Daarom is de koe is zo belangrijk, zodat we goed voedsel, melk, kunnen krijgen. Melk hebben we elke ochtend nodig. Maar wat is de gerechtigheid dat we na de melk van het dier te nemen het doden? Is dat goede gerechtigheid? Dus het is heel erg zondig en we zullen ervoor moeten lijden. En het staat in de śāstra dat: "Als je deze zondige daad begaat dan ga je naar dit soort hel." Er staan beschrijvingen in het vijfde canto.