NL/Prabhupada 0759 - De koeien weten dat: "Deze mensen zullen me niet doden," ze zijn niet bezorgd

Revision as of 11:44, 23 November 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0759 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1975 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

750522 - Lecture SB 06.01.01-2 - Melbourne

Het varken houd van ontlasting eten. Hij kan elk voedsel, zelfs ontlasting, eten. Dat is het leven van een varken. En het menselijk leven? Nee, nee, nee. Waarom zouden wij dat aanvaarden? Wij hebben lekker fruit, bloemen, granen en groenten, en melkproducten om te eten. God heeft ons dit gegeven. Waarom zouden wij ontlasting eten? Dit is het menselijke bewustzijn.

Als er verschillend voedsel verkrijgbaar is, dan kies ik het beste voedsel, vol vitaminen, vol van smaak, vol energie. Waarom zou ik iets anders kiezen? Nee, dat is menselijke intelligentie. Ons idee is dat we het beste voedsel aan Krishna offeren. Krishna zegt: "Geef me dit voedsel." Wat is dat? Patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati, tad aham aṣnāmi (BG 9.26). Als je een gast hebt, dan vraag je hem, "Mijn beste vriend, wat wil je eten?" Als hij zegt: "Geef mij dit, dan zal ik heel blij zijn," dan het je plicht om hem dat te geven. Iemand kan vragen: "Waarom kan ik geen vlees aan Krishna offeren?" Nee, Krishna zegt dat niet. Krishna wil dat niet. Krishna zegt in de Bhagavad-Gita: "Geeft mij ..." Patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati (BG 9.26): "Geef Me groenten, geef Me vruchten, geef Me granen, geef Me melk, schoon water, mooie bloemen en mooie Tulasi. "Tad aham aṣnāmi: "Dat wil ik eten." Krishna, God, kan alles eten, omdat Hij God is. Hij is almachtig. Hij vraagt ​​aan de toegewijden, "Geef me deze dingen." Dat doen we, we offeren deze dingen en variaties ervan aan Krishna. Dat is onze intelligentie. We kunnen variaties maken, bijvoorbeeld van melk. Ja kan wel vijftig verschillende bereidingen van melk maken, minstens. Zoveel variaties.

In New Vrindaban houden we koeien. Dit is een voorbeeld. Deze koeien geven melk, twee keer zoveel als bij andere boeren. Waarom? Omdat deze koeien weten: "Deze mensen zullen me niet doden." Ze zijn niet bezorgd. Stel, je hebt bepaald werk, maar je weet dat je over zeven dagen gedood zal worden. Kan je dan goed werk verrichten? Nee. Ook de koeien in de westerse landen weten: "Deze mensen geven me lekker graan en gras, maar uiteindelijk zullen ze me doden." Ze zijn dus niet gelukkig. Maar als ze er verzekerd van zijn dat ze niet zullen worden gedood, dan geven ze twee keer zoveel melk, dubbele hoeveelheid. Dat staat in de śāstra. In Mahārāja Yudhiṣṭhira's tijd waren de uiers van de koeien zo gevuld, dat ze hun melk over het weiland lieten vallen. De hele weidegrond was vochtig, modderig geworden van de melk. Het land was modderig van de melk, niet van de regen. Dat gebeurde toen. De koe is zo belangrijk. Ze geeft ons lekker voedsel, melk. Melk hebben we elke ochtend nodig. Waar is de gerechtigheid, als we eerst de melk van het dier nemen en haar vervolgens doden? Is dat gerechtigheid? Het is zeer, zeer zondig en we zullen daarom moeten lijden. In de śāstra staat: "Als je een zondige daad begaat, dan ga je naar een bepaald soort hel." Deze beschrijvingen staan in het vijfde Canto.