NL/Prabhupada 0788 - We moeten proberen te begrijpen waarom we ongelukkig zijn; omdat we in dit materiële lichaam zitten

Revision as of 14:09, 27 November 2016 by ErikAlbers (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0788 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1974 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 4.10 -- Vrndavana, August 2, 1974

vīta-rāga-bhaya-krodhā
man-mayā mām upāśritāḥ
bahavo jñāna-tapasā
pūtā mad-bhāvam āgatāḥ
(BG 4.10)

Bhāvam betekent ook natuur. Zoals we de natuur sva-bhāva, sva-bhāva noemen. Mad-bhāvam dus... Dit is een natuur, deze materiële natuur ... Dit is ook Krishna's bhāvam, Krishna's natuur. Niets is buiten Krishna, maar dat is uitwendige natuur. Bhūmir āpo 'nalo vāyuḥ... (BG 7.4). bhinnā me prakṛtir aṣṭadhā. Bhinnā betekent afgescheiden energie. De energie werkt. Ook al is het Krishna's natuur, toch is het afgescheiden natuur.

Net zoals ik nu spreek en het wordt opgenomen. Als het zal worden afgespeeld, dan hoor je hetzelfde geluid, maar toch, het is gescheiden van mij. Deze materiële natuur is dus ook Krishna's natuur.

Niets bestaat buiten Krishna. Er zijn twee vormen van natuur: de spirituele natuur en de materiële natuur. Materiële natuur betekent externe energie en spirituele natuur betekent interne energie. En wij, wij behoren ook tot de spirituele natuur, marginaal. We kunnen zowel in de materiële natuur als in de spirituele natuur verblijven. Daarom zijn we marginale natuur. Er zijn drie naturen: extern, intern en marginaal. Zo lang we ons in de materiële natuur, externe natuur, bevinden, zijn we ongelukkig. Dit is onze positie.

Net als een vis, op het land is hij ongelukkig, of dood. Als jij, een land wezen, in het water ben jij ongelukkig en ga je dood. Omdat we tot de spirituele natuur behoren ... Zoals is uitgelegd door Krishna, deze materiële natuur is aparā. Aparā betekent minderwaardig, niet voor ons geschikt. Daarom zijn we ongelukkig. Zo lang we in de materiële natuur blijven, zullen we ongelukkig zijn.

Net als dit lichaam. Dit lichaam is gemaakt van de materiële natuur, en we bevinden ons in dit lichaam. Dehino 'smin yathā dehe kaumāraṁ yauvanaṁ jarā (BG 2.13). Zo lang we dit lichaam, materiële lichaam hebben, zullen we ongelukkig zijn. Allereerst moeten we proberen te begrijpen waarom we ongelukkig zijn. We zijn ongelukkig omdat we in dit materiële lichaam zitten. En de ... Wat is dat ongeluk? Het bestaat uit vier onderdelen, janma-mṛtyu-jara-vyādhi (BG 13.9). Telkens geboren worden en sterven, en zo lang we leven, lijden we aan ziektes, en worden we oud. Zuivere waarheid.

Intelligente mensen moeten zich bewust zijn van deze ellendige toestand van dit materiële bestaan ​​en er uit proberen te komen. Is er enige twijfel? Eh? Dit is een feit. Onze enige taak is dus proberen om uit dit materiële bestaan ​​te komen. Dat is onze enige taak, niet slechts proberen om onze situatie hier aan te passen en zo gelukkig te worden. Zij worden karmī's, dwazen genoemd. Het is een feit dat zo lang je hier in deze materiële wereld bent, hoe je ook je best doet om je situatie aan te passen en gelukkig te worden, het zal nooit mogelijk zijn. Het zal nooit mogelijk zijn. In de westerse wereld probeert men om materieel gelukkig te zijn. Ze weten eigenlijk niet wat geluk is. Materieel geluk betekent seksleven. Seksleven genieten ze elke dag van. Ze gaan naar naaktdansen kijken, om daar geluk te vinden. Hoe kan je daar gelukkig worden? Daar is geen geluk te vinden. En maar blijven aanpassing, op elke mogelijke manier blijven proberen. Dat is alles.