"Dus Godsrealisatie is niet afhankelijk van materiële weelde. Materiële weelde betekent om geboorte te nemen in een hoge familie, janma. Janma betekent hoog ouderschap. Dan ... Janmaiśvarya, en rijkdom, grote weelde. Deze zijn materiële weelden: hoog ouderschap, grote rijkdom en veel geleerdheid en grote schoonheid. Deze vier dingen zijn materiële weelde. Janmaiśvarya-śruta-śrī (SB 1.8.26). Janma betekent geboorte, aiśvarya betekent rijkdom, en śruta betekent opleiding en śrī betekent schoonheid. Dus voor Godsrealisatie zijn deze dingen niet essentieel, maar de beweging voor Kṛṣṇa-bewustzijn kan alles gebruiken. Niets wordt dus genegeerd. Dat is een ander punt. Maar als iemand denkt dat "ik heb al deze weelde; daarom is Godsrealisatie heel gemakkelijk voor mij", nee, dat is het niet."
|