"Dus ik moet Kṛṣṇa-bewustzijn oefenen zodat ik op het laatste moment Kṛṣṇa niet vergeet. Dan is mijn leven geslaagd. In de Bhagavad-gītā wordt gezegd yaṁ yaṁ vāpi smaran bhāvaṁ tyajaty ante kalevaram (BG 8.6). Op het moment van overlijden, als de man denkt aan, zo begint zijn volgende leven. Het voorbeeld wordt gegeven, heel mooi, net als het blazen van lucht, dus als de lucht over een mooie rozentuin blaast, wordt het aroma naar een andere plaats overgedragen. Rozenaroma en als de lucht op een smerige plek blaast wordt het aroma door de lucht naar een andere plek gedragen. Op dezelfde manier is het mentale conditiebewustzijn de subtiele vorm van mijn bestaan."
|