"Kan iemand in deze bijeenkomst zeggen dat hij geen dienaar is van iets of iemand? Hij moet wel, omdat dat zijn natuurlijke positie is. Maar de moeilijkheid is dat door onze zintuigen te dienen, er geen oplossing is van het probleem, van de ellende. Tot dusver kan ik mijzelf tevreden stellen dat ik deze intoxicatie hebt genomen, en onder invloed van deze intoxicatie kan ik denken dat 'ik ben niemands dienaar. Ik ben vrij', maar dat is kunstmatig. Zodra de hallucinatie weg is, komt hij tot de vaststelling dat hij terug een dienaar is. Terug dienaar. Dus dit is onze positie. Maar waarom is die strijd daar? Ik wordt gedwongen om te dienen, maar ik wens niet te dienen. Wat is de aanpassing? De aanpassing is Kṛṣṇa bewustzijn, dat als je een dienaar wordt van Kṛṣṇa, je streefdoel om meester te worden, op hetzelfde moment je streefdoel om vrij te zijn, onmiddellijk bereikt."
|