"Bevraging moet er zijn. Dat wordt gezegd in de Bhagavad-gītā, tad viddhi praṇipātena paripraśnena sevayā (BG 4.34). Je relatie is om alles van je geestelijk leraar te weten, en dit steunt op drie principes. Welke zijn die? Ten eerste moet je je overgeven. Je moet aanvaarden dat de geestelijk leraar groter is dan jou. Wat is anders het nut van een geestelijk leraar aan te nemen? Praṇipāt. Praṇipāt betekent overgave; en paripraśna, en bevraging; en sevā, en dienst. Er moeten twee kanten zijn: dienst en overgave, en in het midden moet er bevraging zijn. Anders is er geen vraag en antwoord. Twee dingen moeten er zij: dienst en overgave. Beantwoording van je vragen is dan fijn."
|